In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 2 april 2024, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend op 19 september 2022. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag, wat heeft geleid tot het indienen van beroep door eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de wettelijke beslistermijn van zes maanden heeft overschreden, en dat eiser pas na de ingebrekestelling op 21 december 2023 beroep heeft ingesteld. Dit heeft de rechtbank ertoe gebracht om het beroep kennelijk gegrond te verklaren.
De rechtbank heeft besloten dat verweerder binnen zestien weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is openbaar gemaakt en de betrokken partijen zijn niet uitgenodigd voor een zitting, aangezien dit in deze zaak niet nodig werd geacht.