In deze zaak heeft verzoeker, een Britse staatsburger, op 10 mei 2024 verzocht om tijdelijke opheffing van zijn signalering in het SIS-systeem, die door Duitsland was opgelegd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 14 mei 2024 afgewezen, waarop verzoeker bezwaar heeft gemaakt en de voorzieningenrechter heeft verzocht om een voorlopige voorziening. Verzoeker stelt dat hij in Nederland moet zijn voor belangrijke afspraken, waaronder een lezing aan de Universiteit van Amsterdam en een gesprek met leden van de Tweede Kamer. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht.
De voorzieningenrechter overweegt dat verzoeker niet voldoet aan de toegangsvoorwaarden van de Schengengrenscode, omdat hij nog steeds gesignaleerd staat door Duitsland. Hoewel de Duitse rechter op 14 mei 2024 het beroep tegen de SIS-signalering gegrond heeft verklaard, is deze uitspraak nog niet onherroepelijk. De voorzieningenrechter concludeert dat de afwijzing van het verzoek om toegang tot Nederland gerechtvaardigd is, omdat er geen sprake is van een nationaal belang of humanitaire redenen die toegang rechtvaardigen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het bezwaar tegen het bestreden besluit naar de huidige stand van zaken geen redelijke kans van slagen heeft.
De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert, en is op 14 mei 2024 telefonisch meegedeeld aan de gemachtigden van beide partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.