In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft zijn aanvraag op 12 juli 2022 ingediend, maar de Staatssecretaris heeft de wettelijke beslistermijn van zes maanden overschreden door deze met negen maanden te verlengen onder toepassing van de WBV 2022/22. Eiser heeft de Staatssecretaris op 9 december 2023 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank het beroep kennelijk gegrond verklaart.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank legt de Staatssecretaris een termijn van acht weken op om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Dit is gedaan om recht te doen aan zowel de belangen van eiser als de zorgvuldigheid van de besluitvorming door de Staatssecretaris. De rechtbank heeft ook bepaald dat de Staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast heeft de rechtbank eiser een vergoeding van € 437,50 toegekend voor de proceskosten, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 2 april 2024. De rechtbank heeft de Staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken een besluit bekend te maken, en bij niet-naleving zal de dwangsom van toepassing zijn.