In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.H. Bokhorst, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel op 6 december 2022. De Staatssecretaris heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag, wat heeft geleid tot het beroep van eiseres. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris de wettelijke beslistermijn van zes maanden heeft overschreden en dat eiseres op 14 maart 2024 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft besloten dat het beroep gegrond is, omdat eiseres niet tijdig een besluit heeft ontvangen.
De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft de Staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 6 mei 2024. De rechtbank heeft de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres en heeft de beslissing genomen dat de dwangsom van toepassing is, gezien de omstandigheden van de zaak en de noodzaak voor een zorgvuldige besluitvorming.