ECLI:NL:RBDHA:2024:7389
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding na de intrekking van een asielberoep. Verzoeker, een Syrische nationaliteit, had op 11 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 3 oktober 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 19 februari 2024 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Vervolgens heeft verzoeker op 26 februari 2024 het beroep ingetrokken en verzocht om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig werd geacht en heeft hen gevraagd of zij het daarmee eens waren. Aangezien er geen verzoek om een zitting is ingediend, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. De rechtbank heeft overwogen dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bij intrekking van een beroep, omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor verzoeker op 3 april 2023 eindigde, maar dat deze termijn met negen maanden is verlengd door het WBV 2022/22. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig was. Aangezien de beslistermijn ten tijde van de ingebrekestelling nog niet was verstreken, was de ingebrekestelling prematuur en leidde dit tot een niet-ontvankelijk beroep. Daarom is er geen sprake van tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van artikel 8:75a van de Awb, en heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen als kennelijk ongegrond.
De rechtbank heeft in haar beslissing het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, en deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.