ECLI:NL:RBDHA:2024:7360

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
AWB 24/1431
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een terugkeerbesluit in het bestuursrecht met betrekking tot een vreemdeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 24 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen een terugkeerbesluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiseres, die naar China is teruggekeerd, had bezwaar gemaakt tegen het besluit dat haar op 5 januari 2024 was opgelegd. De rechtbank behandelt de zaak in enkelvoudige kamer en constateert dat eiseres zich niet heeft laten horen tijdens de zitting op 26 maart 2024, waar de gemachtigde van de staatssecretaris wel aanwezig was.

De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is, ondanks het feit dat eiseres naar China is teruggekeerd. Dit is gebaseerd op jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat een vreemdeling altijd belang heeft bij de beoordeling van een terugkeerbesluit. De rechtbank gaat vervolgens in op de beroepsgronden van eiseres, die aanvoert dat zij niet in de gelegenheid is gesteld om haar zienswijze naar voren te brengen. De rechtbank stelt vast dat eiseres wel degelijk de kans heeft gekregen om haar standpunt te delen, maar dat zij dit niet heeft gedaan.

Daarnaast stelt eiseres dat haar persoonlijke omstandigheden, waaronder een relatie met een persoon met een verblijfsvergunning in Nederland, niet zijn meegewogen. De rechtbank concludeert dat eiseres deze omstandigheden niet tijdig heeft ingediend en dat de staatssecretaris hier dus geen rekening mee kon houden. De rechtbank wijst het beroep van eiseres af en verklaart het ongegrond, zonder terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/1431

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. K.L. Sett),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: L. Verhaegh).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend tegen het aan haar opgelegde terugkeerbesluit van 5 januari 2024.
1.1.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2024 op zitting behandeld. De gemachtigde van de staatssecretaris heeft hieraan deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de vraag of de staatssecretaris een terugkeerbesluit aan eiseres heeft mogen opleggen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres na het opleggen van het terugkeerbesluit naar China is teruggekeerd. De staatssecretaris heeft het standpunt ingenomen dat het terugkeerbesluit daarom zijn werking heeft verloren en dat eiseres dus geen procesbelang meer heeft bij een beoordeling van haar beroep tegen het terugkeerbesluit. De rechtbank volgt de staatssecretaris daarin niet. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 maart 2024 [1] blijkt namelijk dat een vreemdeling altijd belang heeft bij beoordeling van een terugkeerbesluit, ook als dat is uitgewerkt doordat een vreemdeling de Europese Unie heeft verlaten. Het beroep is daarom ontvankelijk en de rechtbank komt toe aan inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden van eiseres.
5. Eiseres heeft aangevoerd dat zij ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om haar zienswijze naar voren te brengen voordat het terugkeerbesluit aan haar is opgelegd. Eiseres heeft ook niet schriftelijk gezegd dat zij geen zienswijze wil indienen.
6. De rechtbank stelt vast dat in het dossier een document zit met de titel ‘Voornemenprocedure Chinees - gehoor terugkeerbesluit’. Daaruit blijkt dat aan eiseres is meegedeeld dat zij individuele omstandigheden naar voren kan brengen die ertoe kunnen leiden dat er geen terugkeerbesluit wordt opgelegd. Vervolgens is aan eiseres onder meer gevraagd of er redenen en/of bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan moet worden afgezien van het opleggen van een terugkeerbesluit. Ook is aan eiseres gevraagd of zij nader wil worden gehoord. Eiseres heeft beide vragen met ‘nee’ beantwoord. Vervolgens is aan eiseres een terugkeerbesluit opgelegd. Anders dan eiseres heeft aangevoerd, blijkt uit deze gang van zaken dat zij in de gelegenheid is gesteld om haar zienswijze naar voren te brengen, dat zij van die gelegenheid ook gebruik heeft gemaakt en dat zij niet (nader) wilde worden gehoord. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiseres heeft verder aangevoerd dat de staatssecretaris bij het opleggen van het terugkeerbesluit haar individuele omstandigheden had moeten meewegen. Eiseres heeft een duurzame en exclusieve relatie met [A] , die in Nederland een verblijfsvergunning heeft. Het opleggen van het terugkeerbesluit is dan ook in strijd met artikel 8 van het EVRM, aldus eiseres.
8. De rechtbank overweegt als volgt. Uit alinea 6 van deze uitspraak blijkt dat voorafgaand aan het opleggen van het terugkeerbesluit aan eiseres is gevraagd of er omstandigheden zijn op grond waarvan van het opleggen van een terugkeerbesluit moet worden afgezien. Eiseres heeft haar gestelde relatie toen niet naar voren gebracht. De staatssecretaris kon hier dus geen rekening mee houden. In beroep heeft eiseres enkel gesteld dat zij een relatie heeft, maar zij heeft die relatie op geen enkele manier onderbouwd. De oplegging van het terugkeerbesluit is daarom niet in strijd met artikel 8 van het EVRM. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van
mr. E. Kersten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 april 2024.
de rechter is verhinderd om
deze uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.