In deze zaak heeft de kantonrechter op 30 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van een werknemer om een hogere transitievergoeding dan het door de werkgever betaalde bedrag. De werknemer, die sinds 1 mei 2014 in dienst was bij Stichting Ipse de Bruggen, had haar arbeidsovereenkomst op eigen initiatief opgezegd en was vervolgens in dienst getreden bij Klinisch Centrum Nootdorp B.V. (KCN), een vennootschap die wordt bestuurd door Ipse de Bruggen. De werknemer verzocht om een transitievergoeding van € 11.729,83, maar de kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van opvolgend werkgeverschap, omdat de werknemer zelf had gekozen om haar dienstverband bij Ipse de Bruggen te beëindigen. De kantonrechter concludeerde dat de lengte van de dienstverbanden bij de verschillende werkgevers niet meetelt voor de berekening van de transitievergoeding. De verzoeken van de werknemer werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de kosten van de procedure, vastgesteld op € 814,= voor het salaris van de gemachtigde. De uitspraak benadrukt het belang van de initiatiefnemer bij het beëindigen van een arbeidsovereenkomst en de voorwaarden voor opvolgend werkgeverschap volgens de wet.