ECLI:NL:RBDHA:2024:728

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
NL23.37084
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Tunesische eiser wegens gebrek aan bewijs en geloofwaardigheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Tunesische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De eiser, geboren in 1986, diende op 13 november 2023 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 23 november 2023 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 15 januari 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van de eiser als die van de Staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiser heeft geen overtuigend bewijs geleverd voor zijn claims van vervolging door familieleden en de Tunesische autoriteiten. De rechtbank stelt vast dat de eiser eerder, op 1 oktober 2023, een asielaanvraag indiende die ook als kennelijk ongegrond werd afgewezen. Eiser heeft geen documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn asielrelaas, en zijn verklaringen werden als ongeloofwaardig beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich op het standpunt mocht stellen dat Tunesië een veilig land van herkomst is voor eiser.

De rechtbank wijst ook de beroepsgrond van eiser af dat hij vanwege bijzondere individuele omstandigheden in Nederland moet blijven om zijn broer te helpen, aangezien de broer geen rechtmatig verblijf heeft en de asielaanvraag van de broer eerder is afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 23 januari 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.37084
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. A.G.P. de Boon),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: R.S. Hogendoorn-Matthijssen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Tunesische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1986. Hij heeft op 13 november 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 23 november 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 15 januari 2024, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep1, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de of de staatssecretaris de aanvraag van eiser heeft mogen afwijzen, zoals dit in het bestreden besluit is gebeurd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser heeft eerder, op 1 oktober 2023, een asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag bij besluit van 13 oktober 2023 als kennelijk ongegrond afgewezen. Eiser is tussentijds met onbekende bestemming vertrokken. Hij heeft op
13 november 2023 de onderhavige aanvraag ingediend.
1. Zaaknummer NL23.37085.
5. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij heeft problemen met familieleden over een stuk grond. Zij hebben hem hierom meerdere keren mishandeld. Als gevolg hiervan heeft eiser ook problemen met de Tunesische autoriteiten gehad. Hij verwacht bij terugkeer dat de familieleden hem zullen vermoorden en dat de Tunesische autoriteiten hem geen bescherming gaan bieden. Zijn familieleden hebben namelijk macht en de politie doet wat zij willen. Eiser vreest hierdoor ook voor een gevangenisstraf op basis van een valse aanklacht. Verder voert eiser aan dat hij betrokken is geweest bij de [partijnaam] partij. Dit zou ook in negatieve zin invloed hebben op een terugkeer naar Tunesië. Ten slotte stelt eiser dat zijn broer in Nederland hulpbehoevend is. Om die reden meent eiser dat hij in het bezit moet worden gesteld van een verblijfsvergunning op grond van bijzondere individuele omstandigheden.

Het bestreden besluit

6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Problemen met familieleden;
Betrokkenheid [partijnaam] .
De staatssecretaris acht element 1 geloofwaardig, element 2 ongeloofwaardig en element 3 deels geloofwaardig. De staatssecretaris baseert dit op het volgende:
Eiser is al sinds 2017 in Europa en sinds 2018 in Nederland. Pas in oktober 2023 heeft hij een asielaanvraag bescherming gedaan. Dit tijdsverloop doet afbreuk aan de noodzaak voor internationale bescherming. Dat hij niet eerder wist van de mogelijkheid tot het aanvragen van asiel, acht de staatssecretaris niet aannemelijk. Verder voert de staatssecretaris aan dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken na de indiening van zijn eerdere asielaanvraag. Ook dit doet afbreuk aan de noodzaak voor internationale bescherming.
De problemen met de familie acht de staatssecretaris niet geloofwaardig. Hiertoe voert de staatsecretaris aan dat eiser hierover wisselende verklaringen afgelegd en dat hij geen medische stukken of processen-verbaal heeft overgelegd over de gestelde mishandelingen en aangiftes. Ook heeft hij geen stukken overgelegd over opgelegde boetes waarover hij verklaard heeft. Verder heeft eiser niet concreet gemaakt dat zijn ooms de oorzaak zijn van al zijn problemen, bijvoorbeeld dat zij ervoor hebben gezorgd dat hij is afgewezen bij een sollicitatie.
De staatsecretaris acht verder wel geloofwaardig dat eiser folders heeft uitgedeeld voor [partijnaam] , maar niet dat hij als gevolg daarvan in een negatief daglicht van de Tunesische autoriteiten is komen te staan. De verklaringen van eiser in dit verband zijn gebaseerd op vermoedens.
De staatssecretaris heeft nog geconcludeerd dat Tunesië een veilig land van herkomst is en dat eiser niet behoort tot één van de uitzonderingscategorieën. Hij heeft een paspoort en een identiteitsbewijs ontvangen, scholing en huisvesting genoten en hij heeft in Tunesië gewerkt. Hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij de bescherming van de autoriteiten tegen eventuele problemen niet kan inroepen.
Verder acht de staatssecretaris niet aannemelijk dat de broer van eiser op zijn hulp is aangewezen.
Al met al concludeert de staatsecretaris dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is.
7. Eiser heeft beroep aangevoerd dat hij pas kort geleden op de hoogte is geraakt van de mogelijkheid om in Europa om internationale bescherming te verzoeken.
8. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser in 2018 voor het eerst Nederland is ingereisd en dat hij in 2023 om internationale bescherming heeft verzocht. Verder is hij tijdens de behandeling van zijn eerste asielaanvraag met onbekende bestemming vertrokken zonder een beslissing op die aanvraag af te wachten. Op grond hiervan mocht de staatssecretaris aannemen dat eiser zich niet in een acute vluchtsituatie bevond. Verder blijkt uit de verklaringen van eiser dat hij Europa via Italië is ingereisd en dat hij nadien in Frankrijk, Zwitserland en België heeft verbleven. Hij heeft in die landen geen asielaanvraag ingediend, omdat hij dat in Nederland wilde doen2. Afgezien van het oordeel dat ook hieruit niet blijkt van een acute vluchtsituatie, geeft deze intentie van eiser er geen blijk van dat hij niet zou hebben geweten dat hij in Nederland of elders in Europa asiel kon aanvragen. Gelet al hierop heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de omstandigheden dat eiser zijn asielaanvraag laat heeft ingediend en hij eerder met onbekende bestemming is vertrokken, op voorhand afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas.
9. Eiser heeft verder aangevoerd dat hij een duidelijk asielrelaas heeft verteld, waaruit afdoende blijkt dat hij gegronde vrees voor vervolging heeft.
10. De rechtbank stelt vast dat eiser geen documenten heeft overgelegd, waarmee hij zijn asielrelaas heeft ondersteund. De verklaringen van eiser op zichzelf beschouwd ontberen ook geloofwaardigheid. De staatssecretaris heeft in het relaas van eiser geen concrete aanknopingspunten hoeven te vinden voor de stelling van eiser dat zijn oom overal invloed heeft, dat die oom ervoor heeft gezorgd dat bij de politie valse verklaringen over eiser zijn afgelegd en dat eiser vanwege mishandelingen in het ziekenhuis is behandeld. Op grond hiervan heeft de staatssecretaris mogen concluderen dat de verklaringen over de bemoeienis van zijn oom slechts berusten op vermoedens. Deze beroepsgrond slaagt niet.
11. Eiser heeft verklaard dat hij de [partijnaam] -partij heeft geholpen met het verspreiden van folders. Volgens hem zien de Tunesische autoriteiten hem als partijlid, terwijl eiser heeft verklaard dat hij dat niet is. In verband hiermee heeft hij problemen ondervonden met de politie en heeft hij geen baan bij de overheid kunnen bemachtigen.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatsecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het ongeloofwaardig is dat eiser problemen heeft ondervonden van de Tunesische autoriteiten in verband met zijn activiteiten voor [partijnaam] . Zijn verklaringen in dit verband zijn slechts gebaseerd op zijn eigen vermoedens. Daar komt bij dat eiser ook heeft verklaard dat hij geen problemen heeft gekregen in verband met het toegedichte lidmaatschap van [partijnaam] . Deze beroepsgrond slaagt niet.
13. Uit het samenstel van de rechtsoverwegingen 8 tot en met 12 volgt dat de staatssecretaris het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig heeft mogen vinden. Hieruit vloeit voort dat de staatsecretaris zich ook op het standpunt mocht stellen dat Tunesië voor eiser een veilig land van herkomst is. Dit zo zijnde, heeft de staatsecretaris de aanvraag van eiser als kennelijk ongegrond mogen afwijzen3.
2 Pagina 9 aanmeldgehoor van 20 november 2023.
3 Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000.
14. Eiser heeft nog aangevoerd dat hij vanwege bijzondere individuele omstandigheden in het bezit moet worden gesteld van een verblijfsvergunning. Hij moet zijn in Nederland verblijvende broer helpen bij het herstel na een ongeluk. De staatssecretaris heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de asielaanvraag van de broer van eiser op 28 augustus 2023 is afgewezen en het beroep tegen deze afwijzing op 29 september 2023 door deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, ongegrond is verklaard4. De broer heeft geen nadere aanvraag gedaan en heeft dus geen rechtmatig verblijf in Nederland. Eiser heeft dit niet bestreden.
15. De rechtbank stelt vast dat eiser deze beroepsgrond niet nader heeft onderbouwd. Zo heeft hij geen stukken overgelegd over de medische situatie van zijn broer5 en evenmin over diens afhankelijkheid van eiser. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 januari 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.