In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 18 maart 2024, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op 9 augustus 2022. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag, wat aanleiding gaf tot het indienen van beroep door eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de wettelijke beslistermijn van zes maanden heeft overschreden, en dat eiser op 14 november 2023 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft besloten dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat eiser meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep heeft ingesteld.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 437,50. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De uitspraak is openbaar gemaakt en de betrokken partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.