In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 2 april 2024, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris geen verweerschrift heeft ingediend en dat partijen geen zitting hebben aangevraagd, waardoor de rechtbank het onderzoek heeft gesloten zonder zitting.
Eiser had zijn aanvraag op 5 december 2022 ingediend, en de Staatssecretaris had deze op 2 januari 2023 ontvangen. De wettelijke beslistermijn van 90 dagen was inmiddels overschreden. De rechtbank heeft bepaald dat de Staatssecretaris alsnog binnen vier weken na de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50, en dat het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- door de Staatssecretaris moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de beslissing op de aanvraag van eiser als urgent bestempeld, gezien de overschrijding van de beslistermijn.