In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er niet tijdig is beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag is op 2 oktober 2021 ingediend, maar de beslissing is uitgebleven. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser de juiste procedure heeft gevolgd door een ingebrekestelling te sturen, waarna hij beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft besloten dat het beroep kennelijk gegrond is, wat betekent dat de eiser gelijk krijgt.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Dit is in lijn met de artikelen 8:55d en 8:72 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die van toepassing zijn op asielaanvragen voor bepaalde tijd, ondanks de Tijdelijke wet die eerder deze mogelijkheid uitsloot.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 437,50. Dit bedrag is gebaseerd op de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 12 februari 2024.