ECLI:NL:RBDHA:2024:7163
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op grond van artikel 8 EVRM met betrekking tot grootouder-kleinkindrelatie
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Jemenitische grootmoeder, tegen de afwijzing van haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland. Eiseres wenst te verblijven bij haar schoonzoon, dochter en vijf kleinkinderen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 8 oktober 2021 afgewezen, en dit besluit is in bezwaar bevestigd op 1 november 2022. De rechtbank heeft op 26 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij de referent, zijn vrouw, de gemachtigde van eiseres en een tolk aanwezig waren.
De rechtbank constateert dat de staatssecretaris erkent dat er sprake is van familieleven tussen eiseres en haar kleinkinderen, maar dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres is uitgevallen. De staatssecretaris heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de gevolgen van de scheiding voor het fysieke en mentale welzijn van de kleinkinderen. De rechtbank benadrukt dat bij de belangenafweging een 'fair balance' moet worden gevonden tussen het belang van de vreemdeling en het Nederlands algemeen belang. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet alle relevante feiten en omstandigheden heeft meegewogen, wat leidt tot een onzorgvuldige voorbereiding en ondeugdelijke motivering van het besluit.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van de kleinkinderen in kaart moeten worden gebracht. Eiseres krijgt recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten. Deze uitspraak benadrukt het belang van het recht op familieleven en de zorgvuldigheid die vereist is bij de beoordeling van dergelijke aanvragen.