In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag is op 4 juni 2022 ingediend, en de wettelijke termijn voor een beslissing is zes maanden. Deze termijn is door verweerder met negen maanden verlengd, maar eiseres heeft op 8 november 2023, na het verstrijken van deze termijn, verweerder in gebreke gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld, wat door de rechtbank als kennelijk gegrond is beoordeeld.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank heeft verweerder een termijn van acht weken opgelegd om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De totale vergoeding is vastgesteld op € 437,50, omdat eiseres een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld voor het indienen van het beroepschrift.
De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en is openbaar gemaakt op 28 februari 2024. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen acht weken een besluit bekend te maken.