ECLI:NL:RBDHA:2024:7135

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
NL24.17316
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 19 april 2024 aan de eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E. Stap, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 30 april 2024 heeft eiser afstand gedaan van zijn recht om persoonlijk te worden gehoord en heeft hij zich afgemeld, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. N. Mikolajczyk.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat eiser geen beroepsgronden heeft aangevoerd en zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Na beoordeling van de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens, concludeert de rechtbank dat er geen grond is om te oordelen dat niet aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de opgelegde maatregel is voldaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst ook het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.17316

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. E. Stap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. N. Mikolajczyk).

Inleiding

1. Bij besluit van 19 april 2024 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2024 op zitting behandeld. Eiser heeft afstand gedaan van zijn recht om persoonlijk ter zitting te worden gehoord. Hij en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting. De staatssecretaris is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser voert geen beroepsgronden aan refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.
De rechtbank ziet in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregelen niet is voldaan. [1]

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de ABRvS van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.