ECLI:NL:RBDHA:2024:7117
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van zeer spoedeisende bestuursdwang in het omgevingsrecht met betrekking tot stankoverlast en vervuiling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. T. Kahya-Ekinci, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, vertegenwoordigd door mr. R.D. Fehrmann. De zaak betreft de toepassing van zeer spoedeisende bestuursdwang door de gemeente Den Haag, die op 22 juli 2021 besloot om de woning en het erf van eiser schoon te maken en duiven te vangen vanwege ernstige vervuiling en stankoverlast. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de kosten die aan hem zijn verhaald voor deze bestuursdwang, maar de rechtbank oordeelt dat de gemeente terecht heeft gehandeld. De rechtbank stelt vast dat er sprake was van een overtreding van de Woningwet en het Bouwbesluit, en dat de situatie zo spoedeisend was dat onmiddellijke actie noodzakelijk was. Eiser betoogde dat de bestuursdwang niet nodig was en dat hij geen verwijt kon worden gemaakt vanwege zijn verzamelstoornis, maar de rechtbank oordeelt dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor deze claim. De rechtbank verklaart het beroep van eiser gegrond, maar wijst zijn verzoek om schadevergoeding af en bevestigt dat de kosten van de bestuursdwang volledig op eiser kunnen worden verhaald. De rechtbank veroordeelt de gemeente in de proceskosten van eiser en draagt hen op het griffierecht te vergoeden.