ECLI:NL:RBDHA:2024:711
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek zonder adres
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die onbekend is vertrokken uit de opvang, had een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 4 januari 2024 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de verweerder zich wel liet vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 8 december 2023 de opvang heeft verlaten zonder een adres achter te laten. De gemachtigde van eiser heeft in een bericht verklaard dat hij nog contact heeft met eiser en verzocht om procesbelang aan te nemen. De rechtbank oordeelt echter dat het enkel hebben van contact onvoldoende is om procesbelang aan te nemen, vooral omdat niet is aangetoond dat eiser nog in Nederland verblijft.
De rechtbank concludeert dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland en daarom geen belang meer heeft bij de behandeling van zijn beroep. Het beroep wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Aangezien het beroep niet-ontvankelijk is, is een voorlopige voorziening niet meer nodig en wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. M. Kraefft, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R. Moes, griffier.