ECLI:NL:RBDHA:2024:7092
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.A. Bouter - Rijksen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak wegens gebrek aan nieuwe elementen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, een Ethiopiër van Oromo afkomst, had eerder een asielaanvraag ingediend die op 17 oktober 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als kennelijk ongegrond was afgewezen. De verzoeker stelde dat hij vanwege zijn etniciteit en zijn sympathie voor het Oromo Liberation Front (OLF) risico loopt bij terugkeer naar Ethiopië. Op 9 april 2024 verklaarde de Staatssecretaris de herhaalde asielaanvraag van verzoeker niet-ontvankelijk, omdat er geen nieuwe elementen of bevindingen waren die een herbeoordeling rechtvaardigden.
De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend voor de rechtbank in een bodemprocedure. De rechter stelde vast dat verzoeker geen nieuwe feiten had aangedragen die niet al in de eerdere asielprocedure waren behandeld. De enkele verwijzing naar een rapport van het UK Home Office uit maart 2022, waarin willekeurige arrestaties van Oromo worden genoemd, werd niet als voldoende nieuw bewijs beschouwd. De rechter concludeerde dat verzoeker zijn stellingen niet had onderbouwd en dat de eerdere afwijzing van de asielaanvraag in rechte vaststond.
Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de overweging dat er geen reden was om aan te nemen dat verzoeker bij terugkeer naar Ethiopië een reëel risico op ernstige schade zou lopen. De uitspraak werd gedaan door mr. G.A. Bouter - Rijksen, in aanwezigheid van griffier mr. B. Tijssen, en werd openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep of verzet.