ECLI:NL:RBDHA:2024:564

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
NL23.33548
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Ethiopische eiser wegens ongeloofwaardigheid van verklaringen en gebrek aan bewijs

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Ethiopische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die op 11 maart 2022 zijn asielaanvraag indiende, stelt dat hij vanwege zijn sympathie voor het Oromo Liberation Front (OLF) in Ethiopië in de problemen is gekomen. De staatssecretaris heeft de aanvraag op 17 oktober 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond, wat de eiser aanvecht.

De rechtbank behandelt het beroep en constateert dat de staatssecretaris de afwijzing voldoende heeft gemotiveerd. De eiser heeft verklaard dat hij in 2020 is opgepakt en negen maanden gedetineerd is geweest, maar de rechtbank oordeelt dat zijn verklaringen over deze detentie tegenstrijdig en summier zijn. Ook zijn verklaringen over zijn steun aan het OLF en de wijze waarop hij deze steun verleende, zijn onvoldoende onderbouwd. De rechtbank vindt het niet onredelijk dat de staatssecretaris van de eiser meer gedetailleerde en diepgaande verklaringen verwacht, gezien de significante financiële steun die hij zegt te hebben gegeven aan het OLF.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser ongeloofwaardig is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeker de proceskosten niet toe. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33548

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.] ,
(gemachtigde: mr. M.E.M. Jacquemard),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J.R.R. Brock).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en van Ethiopische nationaliteit te zijn. Hij heeft op 11 maart 2022 zijn asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 17 oktober 2023 in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser, de gemachtigde van eiser, L. Abadura als tolk, en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd: de beroepsgronden.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij sympathisant is van het Oromo Liberation Front (OLF). Eiser heeft verklaard dat hij in de problemen is gekomen nadat hij zich op het werk negatief heeft uitgelaten over de autoriteiten. Hierna is hij verhoord door de veiligheidsdienst [naam veiligheidsdienst] . Ook heeft hij op 1 juli 2020 deelgenomen aan een demonstratie die plaatsvond na de moord op zanger [naam zanger] . Op 6 juli 2020 is hij opgepakt, waarna hij negen maanden gedetineerd is geweest. In de gevangenis werd hij een aantal keer per week verhoord, waarbij hij ook gemarteld en geslagen werd. De oom van eiser heeft een bewaker omgekocht, waarna hij in april 2021 is vrijgekomen.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1) identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) sympathisant van het OLF;
3) steunen activiteiten OLF middels maandelijkse donaties;
4) deelname aan demonstratie op 1 juli 2020;
5) detentie van 6 juli 2020 tot april 2021.
De staatssecretaris heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. De staatssecretaris heeft ongeloofwaardig geacht dat eiser de activiteiten van het OLF met maandelijkse donaties steunt. Ook de gestelde detentie heeft de staatssecretaris ongeloofwaardig geacht, omdat eiser daarover tegenstrijdige en summiere verklaringen heeft afgelegd. De staatssecretaris heeft daarbij ook overwogen dat eiser tegenstrijdige informatie heeft verstrekt over het werk dat hij in Ethiopië heeft verricht. Eiser is Nederland namelijk ingereisd met een visum dat is toegekend op basis van zijn werkzaamheden voor Medecins Sans Frontières (Artsen Zonder Grenzen), terwijl eiser in het kader van zijn asielaanvraag heeft verklaard dat hij werkzaam is geweest voor het Ministerie van Financiën.
De beroepsgronden
5. Eiser heeft aangevoerd dat hij Oromo is en dat de Oromo in Ethiopië worden onderdrukt en gediscrimineerd. Eiser ziet niet in waarom de staatssecretaris zijn steun aan het OLF en zijn detentie en vrijlating niet geloofwaardig heeft geacht. Eiser erkent verder dat hij destijds het visum om oneigenlijke redenen heeft aangevraagd. Hij heeft dat gedaan om zijn land te kunnen ontvluchten. Hij heeft nooit voor Medecins Sans Frontières gewerkt en een reisagent heeft het visum voor hem geregeld.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Maandelijkse donaties OLF
6. De rechtbank stelt vast dat eiser bij het nader gehoor heeft verklaard dat hij, samen met drie anderen, het OLF in het geheim ondersteunde met geld. Iedere persoon betaalde 100 euro per maand, dat geld werd verzameld en werd gegeven aan een docent van de universiteit. Eiser heeft verklaard dat hij deze maandelijkse donaties vijf jaar lang heeft gegeven. De staatssecretaris heeft eiser echter niet ten onrechte tegengeworpen dat hij slechts summier en in algemene bewoordingen heeft aangegeven waar het OLF voor staat en waarom hij het OLF steunt. Eiser heeft niet meer kunnen verklaren dan dat de donaties zijn voor de mensen die voor het OLF werken en dat het geld wordt gebruikt voor hun activiteiten. Eiser heeft over de activiteiten verklaard dat het OLF strijdt voor onafhankelijkheid, dat het OLF staat voor rechtvaardigheid, democratie en gelijkheid. Hij heeft verklaard dat hij het programma heeft gelezen en dat hij vindt dat ieder mens gelijk moet zijn. [1] Dat zijn verklaringen die van weinig diepgang getuigen. De rechtbank vindt het niet onredelijk dat de staatssecretaris van iemand, die een partij al vijf jaar lang maandelijks financieel steunt met significante donaties, verwacht dat hij meer en met meer diepgang kan verklaren over de partij, over diens standpunten en over de besteding van de donaties.
7. De staatssecretaris heeft daarbij ook niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser weinig heeft kunnen verklaren over de tussenpersoon: de docent van de universiteit. Eiser heeft verklaard dat de docent Abete [naam docent] heet en dat zij elkaar hebben leren kennen op een begrafenis. Eiser heeft daarbij niet inzichtelijk weten te verklaren waarom hij [naam docent] in vertrouwen heeft genomen. Eiser heeft aangevoerd dat [naam docent] ook Oromo is, en dat dit al een grote mate van vertrouwen geeft. Daarbij kwam dat eiser uit de wijze waarop [naam docent] zich uitliet heeft afgeleid dat [naam docent] dezelfde ideeën had over rechtvaardigheid van Oromo en dat [naam docent] ook in de gevangenis heeft gezeten. De rechtbank vindt het niet onredelijk dat de staatssecretaris van eiser verwacht dat hij meer inzichtelijk kan verklaren over de gestelde vertrouwensband met [naam docent] , gelet op het significante bedrag dat eiser hem gedurende vijf jaar maandelijks heeft toevertrouwd.
8. De staatssecretaris heeft het relevante element ‘steunen activiteiten OLF middels maandelijkse donaties’ gelet op het voorgaande niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
Detentie en vrijlating
9. De staatssecretaris heeft ook de gestelde detentie en vrijlating niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht, omdat eiser daarover tegenstrijdige en summiere verklaringen heeft afgelegd. De staatssecretaris heeft daarbij in aanmerking mogen nemen dat eiser heeft verklaard geen littekens te hebben overgehouden aan de detentie en dat dit niet in lijn is met de verklaringen over een inhumane behandeling en de vele martelingen die eiser stelt te hebben ondergaan. De staatssecretaris heeft eiser ook mogen tegenwerpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over waar hij werkte. Dat is van belang omdat eiser heeft verklaard dat hij is opgepakt vanwege uitingen op het werk bij het Ministerie van Financiën. Dat wijkt wezenlijk af van de informatie uit het visumdossier, dat een werkgeversverklaring van Medecins Sans Frontières bevat. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het visum door zijn reisagent onder valse voorwendselen is aangevraagd. De staatssecretaris heeft eiser mogen tegenwerpen dat hij die stelling niet met stukken heeft onderbouwd.
10. Over de vrijlating heeft eiser verklaard dat zijn oom een bewaker heeft omgekocht. Eiser heeft verklaard dat de bewakers klanten zijn van zijn oom, dat zij bakstenen bij hem kopen. Eiser heeft ook verklaard dat zijn oom hem kwam opzoeken en dat zij met elkaar hebben gesproken over hoe hij kon vrijkomen. Eiser had maïs in een magazijn en dat heeft zijn oom verkocht. Hoe zijn oom in contact is gekomen met de desbetreffende bewaker, wist eiser niet en het maakte hem ook niet uit hoeveel het zou kosten. Na de vrijlating heeft eiser er ook niet aan gedacht om te vragen hoe het is gegaan, omdat hij opgelucht was dat hij vrij was. [2] De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat dit summiere verklaringen zijn. De staatssecretaris heeft niet ten onrechte overwogen dat van iemand die met zijn oom een plan voor vrijlating bespreekt, meer diepgaande en inzichtelijke verklaringen mogen worden verwacht.
11. De staatssecretaris heeft bij het voorgaande ook mogen meewegen dat eiser geen steunend bewijs heeft ingebracht van zijn arrestatie en gevangenisstraf.
Paspoort en visum
12. Het heeft de staatssecretaris bevreemd dat eiser een paspoort en een visum heeft kunnen aanvragen en heeft kunnen krijgen en dat hij Ethiopië legaal heeft kunnen uitreizen, ondanks dat hij stelt in de negatieve belangstelling te staan en te hebben gestaan. Eiser heeft daartegen ingebracht dat hij digitaal zijn paspoort heeft kunnen aanvragen en dat de autoriteiten al in het bezit waren van zijn vingerafdrukken. Dat neemt niet weg dat eiser de documenten heeft gekregen en dat hij heeft kunnen uitreizen, en dat heeft de staatssecretaris niet ten onrechte opmerkelijk gevonden.
Slotoverwegingen
13. Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is.
14. De staatssecretaris heeft voldoende gemotiveerd waarom hij vindt dat eiser niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en dat eiser bij terugkeer naar Ethiopië geen reëel risico loopt op ernstige schade.

Conclusie en gevolgen

15. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
16. Het beroep is ongegrond.
17. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Rapport nader gehoor, p. 9 tot en met 11.
2.Rapport nader gehoor, p. 20.