ECLI:NL:RBDHA:2024:7091

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
NL23.14488
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling

Op 5 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Hanna, had beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag van 28 oktober 2022. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris op 28 maart 2024 alsnog een besluit had genomen, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank besloot geen zitting te houden op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat dit in deze zaak niet nodig was. Eiser had op 28 april 2023 een ingebrekestelling per fax verzonden, maar de beslistermijn was op dat moment nog niet verstreken. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling prematuur was en dat het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan door mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.M. Plukaard, griffier, en werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14488

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Hanna),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op de asielaanvraag van 28 oktober 2022. Verweerder heeft met het besluit van 28 maart 2024 de aanvraag ingewilligd.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Eiser heeft de asielaanvraag ingediend op 28 oktober 2022. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet had verweerder vervolgens in beginsel binnen zes maanden op de aanvraag moeten beslissen, te weten uiterlijk op 28 april 2023. Anders dan verweerder in de beslissing op de asielaanvraag heeft gesteld, verliep de termijn in dit geval niet op 26 januari 2024. De rechtbank wijst daarbij op haar uitspraak van 11 maart 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:3193, waarin is geoordeeld dat WBV 2022/22 onverbindend is. Eiser heeft echter de ingebrekestelling per fax op 28 april 2023 aan verweerder gestuurd. Op dat moment was de beslistermijn dus nog niet verstreken, zodat verweerder terecht stelt dat de ingebrekestelling prematuur is.
3. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.M. Plukaard, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.