ECLI:NL:RBDHA:2024:7077

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
NL24.2232 en NL24.2234
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Armeense eisers wegens ongeloofwaardigheid van gestelde problemen met autoriteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 april 2024 uitspraak gedaan in de asielaanvragen van twee Armeense eisers, die samen met hun minderjarige kinderen asiel hebben aangevraagd in Nederland. De aanvragen zijn door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers behandeld op een zitting op 22 maart 2024, waar zij aanvullende documenten hebben overgelegd ter ondersteuning van hun claims. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers problemen met de Armeense autoriteiten hebben gesteld, maar dat deze problemen door de verweerder als ongeloofwaardig zijn beoordeeld. De rechtbank heeft de motivering van de verweerder gevolgd en geconcludeerd dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd om hun claims te onderbouwen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de eisers niet onverwijld asiel hebben aangevraagd in Nederland, wat ook tegen hen is gebruikt. De rechtbank heeft uiteindelijk de beroepen ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvragen door de Staatssecretaris in stand blijft. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke onderbouwing van asielverzoeken en de verantwoordelijkheden van de aanvragers in het asielproces.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.2232 en NL24.2234

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [nummer 1] , en
[eiseres], eiseres,
V-nummer: [nummer 2],
mede namens hun minderjarige kinderen: [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2013 en
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2018,
(gemachtigde: mr. W.A. Berghuis),
gezamenlijk te noemen ‘eisers’
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: [naam 1] ).

Procesverloop

Bij besluiten van 19 januari 2024 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
In beroep hebben eisers aanvullende documenten overgelegd.
De rechtbank heeft de beroepen, tezamen met de zaken NL24.2233 en NL24.2235
(de voorlopige voorzieningen), op 22 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, [naam 2] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser stelt op [geboortedatum 3] geboren te zijn, eiseres stelt op [geboortedatum 4] geboren te zijn. Eisers stellen van de Armeense nationaliteit te zijn. Op 22 november 2023 hebben zij aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Het bestreden besluit
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
a) Identiteit, nationaliteit en herkomst;
b) Problemen met Armeense autoriteiten.
2.1
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
a) Identiteit, nationaliteit en herkomst;
b) Problemen met Armeense autoriteiten vanwege problemen man.
2.2
Verweerder acht de onder 2. a) en 2.1 a) genoemde elementen geloofwaardig, maar de onder 2. b) en 2.1 b) genoemde elementen niet.
3. Eisers wijzen allereerst op alles wat in de zienswijzen en de overige procestukken naar voren is gebracht. Ten aanzien van het punt dat eisers geen asiel hebben aangevraagd in Griekenland en dat zij zich in Nederland niet onverwijld hebben gemeld (voor asiel) handhaven eisers hun standpunt zoals opgenomen in de zienswijzen. Zij waren gedurende de hele reis afhankelijk van de reisagent, die een plan voor hen had gemaakt. Pas toen zij niet meer in de woning in Amsterdam mochten verblijven hadden zij geen andere mogelijkheid meer dan hier in Nederland asiel aan te vragen. Dit zonder hun paspoorten en telefoons. Eisers menen dat zij niet verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor het feit dat zij zich hebben laten leiden door de reisagent. Zij wisten niet van de regelgeving af en daarnaast meenden zij dat ze zonder hun paspoort en telefoon geen asielaanvraag konden doen. De aanvraag van eisers is bovendien afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en niet h. Desalniettemin wordt wat onder h is opgenomen tegengeworpen. Verweerder heeft nagelaten te motiveren op grond waarvan dit dan toch afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Eisers menen een verschoonbare reden te hebben voor het niet direct melden.
3.1
Over de niet geloofwaardig bevonden problemen van eiser met de Armeense autoriteiten stellen eisers dat zij geen aangifte hebben gedaan bij de politie van de vermissing van hun kind. Eisers hebben verklaard dat zij na de vermissing van hun kind telefonisch contact hebben opgenomen met de politie. Er was slechts een melding gedaan. De door verweerder aangehaalde passages over het doen van aangifte zijn dan ook niet relevant. Eisers verwijzen naar pagina 29 en 30 van het Algemeen Ambtsbericht Armenië uit 2016 (het Ambtsbericht) waaruit zou blijken dat klopt wat eiser heeft verteld over zijn arrestaties. Eiser heeft geen oproep voor een verhoor ontvangen, een schriftelijke oproep is ook niet gebruikelijk
.Pas op 25 oktober 2023 zou de zaak van eiser voor de rechtbank komen waar er een officieel arrestatiebevel zou worden gevraagd en waarschijnlijk zou worden afgegeven. Voordat eiser vertrok was dit er nog niet. Geenzins kan worden ingezien waarom eiser op het moment dat hij uitreisde, nog voordat er een arrestatiebevel was uitgegeven, niet legaal kon uitreizen. Eiser heeft ook aangegeven dat hij niet weet of de uitreis wel legaal was. Bij de grensovergang is de smokkelaar met de documenten van eisers een kantoortje binnen gegaan. Eiser weet niet wat daar besproken is en of daar eventueel geld is betaald. Over de zogenoemde tegenstrijdige verklaringen is in de aanvullingen en correcties wel degelijk uitleg gegeven. Ten onrechte worden bepaalde tegenstrijdige verklaringen eisers nog tegengeworpen.
3.2
Eisers overleggen diverse berichten waaruit zou blijken dat de politieke partij waar eiser lid van is in de negatieve aandacht staat. De volledige krantenberichten kunnen (vertaald) overgelegd worden. Echter betreft dit dusdanig veel pagina’s dat voor de vertaalkosten toestemming moet worden gevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uit het overgelegde bericht over the Public Voice blijkt volgens eisers dat er een reeks repressieve maatregelen tegen de partij Public Voice is gestart, tegen [naam 3] en andere leden en het partijbestuur. Tegen [naam 4] en zijn advocaat is vervolging ingesteld. Verweerder heeft nagelaten te motiveren waarom het ongeloofwaardig zou zijn dat eiser vanwege zijn lidmaatschap bij de politieke partij en wat hierover bekend is niet in de negatieve aandacht van de autoriteiten zou staan. Weliswaar dateert het meest recente ambtsbericht van Armenië uit 2016, maar ook hieruit blijkt al dat er repressie is tegen oppositieleden.
3.3
Gelet op het voorgaande is het relaas van eisers ten onrechte ongeloofwaardig bevonden en heeft verweerder de besluiten onvoldoende gemotiveerd wat betreft de opmerkingen vooraf en het lidmaatschap van eiser van de politieke partij.
3.4
Aanvullend hebben eisers in beroep een vertaling van een oproep voor verhoor, gedateerd 8 januari 2024, en – zo stellen zij – een foto van de originele oproep overgelegd.
De zienswijzen
4. Voor zover eisers verwijzen naar wat is aangevoerd in de zienswijzen en de overige processtukken, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de bestreden besluiten voldoende gemotiveerd is ingegaan op wat eisers in de zienswijzen naar voren hebben gebracht. Voor zover eisers in beroep niet hebben geconcretiseerd op welk(e) punt(en) de motivering van de bestreden besluiten ontoereikend is, kan de enkele herhaling van de zienswijzen (dan wel andere processtukken) in beroep niet leiden tot vernietiging van de bestreden besluiten. Voor dit oordeel vindt de rechtbank steun in vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder meer in de uitspraak van 4 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2169).
Het asielrelaas
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het relevante element ‘Problemen eiser met de Armeense autoriteiten’ voor zowel eiser als eiseres ongeloofwaardig heeft kunnen vinden. Het beroep slaagt daarom niet. De rechtbank licht dit als volgt toe.
5.1
Allereerst is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet ten onrechte aan eisers heeft tegengeworpen dat aan de gestelde noodzaak voor internationale bescherming afbreuk doet dat eisers door Griekenland zijn gereisd zonder dat zij daar asiel hebben aangevraagd en zich in Nederland niet onverwijld hebben gemeld om asiel aan te vragen. Wat eisers hiervoor als verklaring aanvoeren, heeft verweerder niet hoeven volgen. Zoals verweerder ook overweegt, is het de eigen keuze en verantwoordelijkheid van eisers dat zij hun paspoort hebben afgegeven aan de reisagent en voor langere tijd in een onbekende woning hebben verbleven alvorens asiel aan te vragen, terwijl zij wisten dat zij in Amsterdam waren. Ondanks het ontbreken van hun paspoort en/of telefoon hadden eisers zich kunnen melden voor asiel. Hierbij weegt mee dat, zoals verweerder ook tegenwerpt, eisers zich uiteindelijk wel voor asiel hebben gemeld, hoewel zij toen ook niet beschikten over hun paspoort en telefoon. Bovendien blijkt uit het dossier dat eisers nog wel beschikten over andere (identiteits)documenten, waaronder het rijbewijs van eiser en hun geboorteakten. Ook is niet ten onrechte door verweerder aangevoerd dat eisers in Griekenland geen asiel hebben aangevraagd. Dat eisers, zoals zij ter zitting hebben verklaard, niets wisten over een asielstatus en dachten dat ze gewoon naar een veilig land konden gaan en daar gaan werken en leven, vindt de rechtbank niet aannemelijk en die onjuiste veronderstelling moet bovendien voor risico van eisers komen. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt ter zitting dat een en ander als afzonderlijke afwijzingsgrond (bedoeld in artikel 30b, eerste lid, aanhef onder h, van de Vw) is opgenomen in de besluitvorming, omdat dit niet blijkt uit de voornemens en bestreden besluiten. Verweerder heeft deze punten als ‘opmerkingen vooraf’ aan eisers tegengeworpen en overwogen dat een en ander afbreuk doet aan de gestelde noodzaak voor internationale bescherming. Bovendien heeft verweerder bij de conclusie dat de aanvragen kennelijk ongegrond zijn enkel als grondslag artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, Vw vermeld. Verweerder wordt wel gevolgd in zijn standpunt dat hij deze tegenwerpingen voldoende heeft gemotiveerd en daarbij ook heeft meegewogen wat eisers in hun zienswijzen hebben aangevoerd.
5.2
Wat betreft de gestelde problemen met de Armeense autoriteiten overweegt de rechtbank dat verweerder niet ten onrechte wijst op het Ambtsbericht waaruit volgt dat de politie verplicht is om alle aangiftes in behandeling te nemen, dat men doorgaans van een aangifte een schriftelijke bevestiging krijgt en dat men zich ook tot andere (hogere) autoriteiten kan wenden indien de politie in gebreke is. Dit is vermeld in paragraaf 3.3.3. van het Ambtsbericht. Niet gebleken is, zoals verweerder ook overweegt, dat eiser (dan wel eisers) van deze mogelijkheden gebruik heeft gemaakt. Verweerder werpt eisers ook niet ten onrechte tegen dat er geen enkel document of bewijs is overgelegd dat eiser in de negatieve aandacht van de autoriteiten staat vanwege zijn lidmaatschap van en gestelde activiteiten voor de partij Public Voice. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat uit het Ambtsbericht (pag. 35) blijkt dat het lidmaatschap van een oppositiepartij in Armenië op zichzelf niet tot problemen met de overheid leidt. Pas in beroep hebben eisers documenten overgelegd om de gestelde problemen met de autoriteiten te onderbouwen, te weten een vertaalde oproep voor verhoor ten name van eiser, met een foto van (zo stellen zij) het originele document van 8 januari 2024, een screenshot van (zo stellen zij) een deel van een krantenbericht. Verder citeren zij uit het Ambtsbericht en uit een tweede krantenbericht. De rechtbank ziet niet in waarom eisers, terwijl hen al in het voornemen een gebrek aan onderbouwing werd tegengeworpen, pas in beroep stukken hebben overgelegd ter onderbouwing van hun standpunten. Dit geldt zowel voor de krantenberichten als voor de oproep voor verhoor van 8 januari 2024. Gelet op de datum van de oproep rijst de vraag of de foto van dit document niet al eerder had kunnen worden overgelegd, desnoods vooralsnog onvertaald. Eiser heeft bovendien tijdens het gehoor van 16 januari 2024 (p. 13, 14) en in zijn zienswijze van 18 januari 2024 aangegeven dat schriftelijke oproepen niet gebruikelijk zijn en dat hij geen documenten had van zijn arrestatie of eventuele vervolging. Ook ter zitting heeft eiser over deze punten onvoldoende duidelijkheid verschaft. Verder valt niet in te zien waarom zelfs nu de krantenberichten nog niet vertaald zijn, terwijl daarvoor gezien het tijdsverloop wel gelegenheid was. Dat daarvoor eerst toestemming moet worden gevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand in verband met de omvang van deze stukken, moet voor eisers risico komen, nu niet is gebleken dat die toestemming wel is gevraagd, maar (nog) niet is verkregen. Verweerder wijst er daarnaast niet ten onrechte op dat van de oproep voor verhoor geen origineel brondocument is overgelegd. Uit wat eisers ter zitting hebben verklaard volgt bovendien dat eisers aan de moeder van eiser, die voor toezending van het originele document zou kunnen zorgen, nog niet om toezending hebben verzocht. Daarbij kan de rechtbank de twijfels die verweerder ter zitting heeft geuit over de juistheid en/of betrouwbaarheid van de gestelde oproep, gelet op de inhoud daarvan, volgen. Voor wat betreft de vertaalde/samengevatte krantenberichten overweegt de rechtbank nog dat het door eiser overgelegde screenshot niet tot een bron te herleiden is en dat de waarde daarvan dan ook niet kan worden vastgesteld.
5.3
Niet ten onrechte is aan eisers tegengeworpen dat zij ondanks de door hen gestelde problemen legaal zijn uitgereisd. De stelling van eisers dat zij dit met hulp van hun reisagent bij een grensovergang voor elkaar hebben gekregen en hen niet duidelijk is of hun uitreis legaal was, en dat zij konden uitreizen omdat eiser pas op 25 oktober 2023 opnieuw gearresteerd zou worden, wordt door verweerder niet ten onrechte niet gevolgd. Eisers zijn namelijk, zo blijkt uit hun gehoren (pag. 4. gehoor eiseres, pag. 5 gehoor eiser), met behulp van hun paspoorten uitgereisd. Volgens eisers heeft de reisagent hun paspoorten/ documenten meegenomen naar het kantoortje bij de grensovergang, waardoor de identiteit van eisers daar bekend kan worden verondersteld. In ieder geval is het tegendeel niet onderbouwd. Niet valt in te zien dat eisers in de nacht van 20 op 21 oktober 2023 legaal zouden kunnen uitreizen wanneer eiser inderdaad in de negatieve aandacht van de autoriteiten zou staan en – nadat hij in september 2023 al eens was gearresteerd – zich op 25 oktober 2023 weer moest melden voor een verhoor (pag. 14 van het gehoor).
5.4
Verder heeft verweerder niet ten onrechte de wisselende verklaringen van eisers tegengeworpen. Zo heeft eiser enerzijds verklaard dat hij niet weet of er een strafzaak tegen hem is aangespannen of dat hij vervolgd gaat worden (pag. 14 van het gehoor) maar heeft hij anderzijds ook verklaard dat hij opnieuw zal worden gearresteerd (pag. 13 van het gehoor, pag. 2 en 3 zienswijze). Niet ten onrechte heeft dit bevreemding gewekt bij verweerder, net als dat eiser geen deugdelijke verklaring heeft gegeven voor zijn correcties (na het gehoor). Ook ter zitting is hiervoor geen (bevredigende) verklaring gekomen. Dit mag, zoals verweerder overeenkomstig de Werkinstructie 2014/10 overweegt, wel van eiser worden verwacht. Niet ten onrechte overweegt verweerder dat bepaalde punten tot op heden onduidelijk en niet opgehelderd zijn. Zo heeft eiser tijdens het gehoor letterlijk verklaard dat zijn echtgenote samen met een vriendin naar de politie is gegaan. Dit is een wezenlijk verschil met dat de echtgenote de politie zou hebben gebeld, zoals eiser ook verklaard heeft. Niet ten onrechte heeft verweerder dit aan eisers tegengeworpen. Ook voor de rechtbank is het overigens tot op heden onduidelijk, gelet op de aanwezige (wisselende) verklaringen en documenten, wat nu exact de reden(en) is/zijn voor eiser (en daarmee ook eiseres en de kinderen) om uit Armenië te vertrekken.
5.5
Gelet op het voorgaande en het feit dat de asielaanvraag van eiseres is gebaseerd op de gestelde problemen van haar echtgenoot (eiser), heeft verweerder niet ten onrechte op basis van wat is overwogen en beslist in het bestreden besluit van eiser ook de asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond.
Conclusie en gevolgen
6. Verweerder heeft de aanvragen niet ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. De beroepen zijn ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, rechter, in aanwezigheid van
mr.T.M.M. Plukaard, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.