ECLI:NL:RBDHA:2024:705

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
NL23.38943 en NL23.38944
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep van een asielzoeker die onbekend is vertrokken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een asielzoeker, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had zijn asielaanvraag ingediend, maar deze was door de staatssecretaris afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens was aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 16 januari 2024 zijn zowel eiser als zijn gemachtigde niet verschenen, ondanks dat de gemachtigde op de hoogte was van de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 10 januari 2024 de opvang heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde heeft verklaard dat zij geen adres van eiser heeft en dat zij op 11 januari 2024 nog contact met hem heeft gehad. De rechtbank oordeelt dat het enkel hebben van contact met eiser onvoldoende is om procesbelang aan te nemen, aangezien niet is gebleken dat de gemachtigde weet waar eiser zich bevindt.

De rechtbank concludeert dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de bescherming in Nederland, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. Aangezien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard, is er geen noodzaak voor een voorlopige voorziening, en wordt ook dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.38943 (beroep) en
NL23.38944 (verzoek om voorlopige voorziening)
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. G. Ocak),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.L. Wischhoff).

ProcesverloopIn het besluit van 11 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Aan eiser zijn ook een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening zijn op 16 januari 2024 tegelijk op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van deze behandeling is onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de rechtbank gemeld dat eiser op 10 januari 2024 de opvang heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken.
2. De gemachtigde van eiser heeft desgevraagd op 15 januari 2024 bericht dat eiser de opvang inderdaad heeft verlaten en dat zij niet zijn adres heeft. De gemachtigde stelt ook dat zij op 11 januari 2024 nog telefonisch contact heeft gehad met eiser. Zij handhaaft het beroep.
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] blijkt dat, indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van uitgegaan dient te worden dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als de vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert onder meer dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft en waar hij verblijft.
4. In dit geval heeft de gemachtigde van eiser verklaard dat zij vijf dagen voor de zitting contact heeft gehad met eiser, maar zij heeft niet verklaard bekend te zijn met zijn verblijfplaats en adres. Het enkel hebben van contact met eiser is echter onvoldoende om procesbelang aan te nemen. Zowel eiser als zijn gemachtigde zijn vervolgens niet op zitting verschenen. Nu niet is gebleken dat eisers gemachtigde weet dat hij nog in Nederland verblijft en waar hij verblijft, concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland en daarom geen belang meer heeft bij de behandeling van zijn beroep.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Gezien deze beslissing van de rechtbank op het beroep, is een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2024 door mr. M. Kraefft, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. A. Molenkamp-Lopar, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3988.