ECLI:NL:RBDHA:2024:7020

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
09/089592-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht - Gewelddadige straatroof en belediging ambtenaren in functie

Op 8 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren op 1 januari 2009, die zich schuldig heeft gemaakt aan gewelddadige straatroof en belediging van ambtenaren in functie. De feiten vonden plaats op 13 maart 2023 in Rijswijk en Den Haag, waar de verdachte samen met anderen een straatroof heeft gepleegd. De aangever, een jongere, werd gedwongen om zijn tas af te geven en werd onder bedreiging van geweld gedwongen om geld te pinnen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten de aangever hebben omsingeld, hem hebben geduwd en met een mes hebben bedreigd. De verdachte heeft ook geprobeerd om met de pinpas van de aangever goederen aan te schaffen in verschillende winkels. Daarnaast heeft de verdachte op 4 maart 2024 twee ambtenaren beledigd tijdens hun werkzaamheden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 93 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, en een werkstraf van 40 uren. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de moeder van de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09/089592-23 en 09/075571-24 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 8 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaken tegen de verdachte:
[de verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag 1] 2009 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 25 april 2024.
De officier van justitie in deze zaak is mr. N.C. Neelis en de advocaat van de verdachte is mr. K. Renssen te ’s-Gravenhage. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
Dagvaarding I (09/089592-23)
Feit 1: diefstal met geweld in vereniging, gepleegd op 13 maart 2023 in Rijswijk en/of
’s-Gravenhage tegen [naam] ;
Feit 2: diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel, gepleegd op 13 maart 2023 in ’s-Gravenhage tegen [naam] ;
Feit 3: poging tot diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel, gepleegd op
13 maart 2023 in ’s-Gravenhage tegen [naam] ;
Dagvaarding II (09/075571-24)
Feit 1: belediging van een ambtenaar in functie, [ambtenaar 1] , gepleegd op 4 maart 2024 te Delft;
Feit 2: belediging van een ambtenaar in functie, [ambtenaar 2] , gepleegd op 4 maart 2024 te Delft.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
Op 13 maart 2023 heeft in Rijswijk en Den Haag een straatroof plaatsgevonden. De aangever [naam] (hierna: de aangever) verklaarde bij de politie dat hij die dag vanuit school naar zijn huis in Rijswijk liep. Onderweg kwam de aangever drie jongens tegen, die hem dwongen om te stoppen en die hem aan zijn tas naar de grond trokken. Hierna is de aangever door deze jongens meegenomen naar een nabijgelegen park, waar hij is beroofd van zijn portemonnee. Vervolgens is de aangever gedwongen om geld te pinnen en dit geld aan de jongens te geven. Daarna hebben de jongens de aangever gedwongen met hen mee te gaan naar het centrum van Den Haag, waar in verschillende winkels luxe goederen ten behoeve van de drie jongens zijn betaald met de pinpas van de aangever.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verdachte, die ter zake van deze straatroof is aangehouden, één van deze drie jongens is geweest.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het bij dagvaarding I onder 2 tenlastegelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot de overige tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op specifieke (bewijs)verweren van de raadsman zal hierna - voor zover relevant - nader worden ingegaan.
3.4
Partiële vrijspraak dagvaarding I - feit 1
De rechtbank overweegt dat de inhoud van het procesdossier, waaronder de verklaringen van de verdachten, onvoldoende aanwijzingen bevat voor het oordeel dat de verdachte en/of zijn medeverdachte(n) een foto hebben gemaakt van de ID-kaart van de aangever. De aangever heeft weliswaar verklaard dat dit het geval is geweest, maar deze verklaring wordt niet door enig ander bewijsmiddel bevestigd. Dit onderdeel van de tenlastelegging kan daarom niet wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte zal daarom van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
3.5
Partiële vrijspraak dagvaarding I - feit 3
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij tezamen en in vereniging, althans alleen, heeft geprobeerd om met de pinpas van de aangever een jas bij de Bijenkorf af te rekenen. De rechtbank overweegt dat op basis van de aangifte en de camerabeelden niet vastgesteld kan worden dat de verdachte en/of zijn medeverdachte(n) de pinpas van aangever in het pinapparaat hebben gestoken en vervolgens de pincode van aangever hebben ingevoerd. Op basis van het procesdossier kan slechts worden vastgesteld dat de jas ter betaling is aangeboden bij de kassa, wat niet gekwalificeerd kan worden als een poging tot diefstal. Dit onderdeel van de tenlastelegging kan daarom niet wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte zal daarom van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
3.6
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in bijlage II de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
3.7
Bewijsoverwegingen
3.7.1
Dagvaarding I - feit 2
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet uit het procesdossier kan worden afgeleid dat de verdachte tezamen en in vereniging, althans alleen, geldbedragen die aan de aangever toebehoorden heeft weggenomen door middel van een valse sleutel. Uit het procesdossier volgt immers dat de aangever de Adidas Yeezy-schoenen zelf heeft afgerekend zodat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachten een geldbedrag hebben weggenomen. Daarnaast kan niet uit het procesdossier worden opgemaakt dat de verdachten met de pinpas van de aangever de Balenciaga-schoenen bij de Bijenkorf hebben afgerekend. Dit maakt dat de verdachte volgens de verdediging moet worden vrijgesproken van het bij dagvaarding I onder 2 tenlastegelegde feit.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt daartoe als volgt. Voor een bewezenverklaring van diefstal is van belang dat de verdachten zich de feitelijke heerschappij over de weg te nemen goederen hebben verschaft met de bedoeling om zich die goederen wederrechtelijk toe te eigenen. In dat verband acht de rechtbank van belang dat uit het geheel van de opeenvolgende gebeurtenissen, zoals die volgen uit de aangifte en objectieve bewijsmiddelen (zoals camerabeelden), valt af te leiden dat de aangever gedurende een lange periode geen beschikkingsmacht over zijn eigen pinpas heeft gehad. Uit de camerabeelden van schoenenwinkel 3House volgt dat één van de medeverdachten eerst heeft geprobeerd om de Adidas Yeezy-schoenen met de pinpas van de aangever af te rekenen, maar dat dit niet lukte. Hierop heeft de medeverdachte het pinapparaat aan de aangever gegeven, zodat die zelf zijn pincode kon invoeren. Door de aangever te dwingen om zijn pincode in te voeren ter betaling van de schoenen, hebben de verdachten afgerekend met de pinpas van de aangever, die zij circa anderhalf uur eerder bij de aangever hadden weggenomen, en tot het gebruik waarvan zij niet gerechtigd waren. Dat de aangever zelf zijn pincode heeft ingevoerd bij de betaling van de Adidas Yeezy-schoenen doet hier niet aan af. Voor wat betreft de aankoop van de Balenciaga-schoenen bij de Bijenkorf stelt de rechtbank vast dat uit de aangifte en de verklaring van de verdachte bij de politie volgt dat de verdachte de Balenciaga-schoenen heeft afgerekend met de pinpas van de aangever, tot het gebruik waarvan hij niet gerechtigd was. Tot slot kwalificeert de rechtbank, indien en voor zover de verdediging in andere zin heeft bedoeld te betogen, het met pin betalen voor de aankoop van goederen bij 3House en de Bijenkorf als diefstal van geldbedragen door middel van een valse sleutel.
Conclusie
Op basis van de gebruikte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank daarom het bij dagvaarding I onder 2 tenlastegelegde feit, te weten diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel, wettig en overtuigend bewezen.
3.7.2
Dagvaarding II - feiten 1 en 2
De rechtbank acht op basis van de gebruikte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, het tenlastegelegde, te weten het beledigen van twee ambtenaren in functie, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank vindt de ter zitting afgelegde verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij slechts één van de twee verbalisanten heeft beledigd, in het licht van de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen niet aannemelijk.
3.8
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
ten aanzien van dagvaarding I
1. hij op 13 maart 2023 te Rijswijk en 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, geld en een pinpas,
toebehorendeaan [naam] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich
dezewederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
engemakkelijk te maken, door met zijn mededaders
- die [naam] aan te spreken en te omsingelen en in te sluiten en
- die [naam] aan zijn tas en lichaam te trekken en die [naam] te duwen, ten gevolge waarvan die [naam] over de reling van een brug ten val is gekomen en
- een portemonnee met daarin een geldbedrag, een pinpas en een ID-kaart van die [naam] uit zijn zak te pakken en
- tegen die [naam] te zeggen: "pak je telefoon" en "open je Bankieren-app", en de telefoon van die [naam] uit zijn handen te pakken en
- die [naam] met een mes tegen zijn been te slaan en daarbij te zeggen "wil je weten hoe het voelt om deze tegen je hoofd te krijgen?" en
- die [naam] te dwingen geld over te schrijven van zijn spaarrekening naar zijn betaalrekening en zijn pincode te verstrekken, en in te voeren bij betalingen in winkels en
bijgeldautomaten en
- die [naam] gedurende lange tijd te dwingen met verdachte en zijn medeverdachten mee te lopen en diverse malen geld op te nemen en in diverse winkels pinbetalingen te verrichten;
2. hij op 13 maart 2023 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen geldbedragen ter waarde van een paar schoenen van het merk Adidas Yeezy en ter waarde van een paar schoenen van het merk Balenciaga,
toebehorendeaan [naam] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich
dezewederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders
dezeweg te nemen
goederenonder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door
- in schoenenwinkel 3House schoenen van het merk Adidas Yeezy af te rekenen
met de pinpas van [naam] , tot het gebruik waarvan verdachte en zijn mededaders niet gerechtigd waren, en
- in de winkel Bijenkorf schoenen van het merk Balenciaga af te rekenen met de pinpas van [naam] , tot het gebruik waarvan verdachte en zijn mededaders niet gerechtigd waren;
3. hij op 13 maart 2023 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om
een geldbedragter waarde van een paar schoenen van het merk Balenciaga,
toebehorendeaan [naam] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat weg te nemen goed onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten een pinpas van [naam] , tot het gebruik waarvan verdachte en zijn mededaders niet gerechtigd waren,
- in de winkel Rode Loper de schoenen ter betaling heeft aangeboden bij de kassa
en vervolgens de pinpas op naam van die [naam] in het pinapparaat heeft gestoken en vervolgens de pincode die hoort bij de pinpas van die [naam] heeft ingevoerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van dagvaarding II
1. hij op 4 maart 2024 te Delft opzettelijk een ambtenaar, te weten [ambtenaar 1] , aspirant, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "kankerhomo niet aan me zitten, jullie gaan toch niets vinden, jullie zijn kanker zielige kankerflikkers, kankerhoeren, kankerflikkers, kankerjoden, kankerhomo, je moet niet aan me zitten, je vindt dit lekker hé, vieze homo
";
2. hij op 4 maart 2024 te Delft opzettelijk een ambtenaar, te weten [ambtenaar 2] , agent, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "blijf van me af kankerflikker, kankerhomo’s, kankerflikkers, jullie zijn kanker zielige kankerflikkers, jij bent echt zielig, kankerhomo
".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte - rekening houdend met zijn jonge leeftijd en zijn strafblad - wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 93 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd een gedeelte van 90 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en daarbij een contactverbod met de aangever. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in lijn met het advies van de Raad verzocht om aan de verdachte een jeugddetentie op te leggen van 93 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met de geadviseerde bijzondere voorwaarden. De raadsman heeft verder verzocht om daarnaast geen werkstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feitenOp 13 maart 2023 heeft de verdachte zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan een straatroof. De verdachten hebben het slachtoffer aangesproken, omsingeld en ingesloten, waarna hij na enig duw- en trekwerk ten val is gekomen. Vervolgens is het slachtoffer beroofd van zijn portemonnee en onder bedreiging van een mes -waarmee hij ook geslagen is- gedwongen om te pinnen bij geldautomaten en in winkels. Dergelijke straatroven zijn zeer ernstig en veroorzaken sterke gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen en bij de slachtoffers in het bijzonder. Bovendien geven zij blijk van een gebrek aan respect voor andermans eigendommen. Het is verder een feit van algemene bekendheid dat dergelijke geweldsfeiten voor de slachtoffers vaak vergaande nadelige psychische gevolgen hebben. Uit de slachtofferverklaring, die door het slachtoffer zelf ter zitting is voorgedragen, blijkt dat hier bij hem ook sprake van is. Het slachtoffer ondervindt nog steeds veel last van de gebeurtenis. Hij is in behandeling bij een psycholoog, heeft weinig energie en voelt zich niet veilig op straat. Dat de verdachte aan deze ingrijpende gevolgen volledig voorbij is gegaan, rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het beledigen van twee ambtenaren in functie. De woorden die de verdachte daarbij heeft gebruikt getuigen van weinig respect richting de gezagsdragers tijdens de uitoefening van hun werk en dit soort feiten zorgt dan ook voor een ondermijning van het openbaar gezag.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 14 maart 2024. Hieruit is onder meer gebleken dat de verdachte op 30 maart 2023 een werkstraf opgelegd heeft gekregen voor het plegen van een strafbaar feit. Daarom is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van toepassing. Verder weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee dat hij zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis inzake dagvaarding I opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad van 22 april 2024 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige M.S. van der Bom ter zitting is gegeven. Daaruit volgt - kort samengevat - dat de verdachte zich heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden tijdens zijn schorsing en dat hij meewerkt aan de ingezette hulpverlening. Het gezag van zijn moeder is recentelijk beëindigd en de voogdij is belegd bij Jeugdbescherming west.
De verdachte woont bij zijn opa, waar hem een voorspelbare opvoedomgeving wordt geboden. De kans op herhaling wordt hierdoor laag ingeschat. Het recidive risico kan nog verder worden verminderd door het inzetten van hulpverlening. De Raad vindt een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden aangewezen. Deze straf is passend om de ernst van de feiten te benadrukken, maar vooral om de noodzakelijk geachte begeleiding en behandeling te kunnen continueren.
De deskundige M.H. Talstra, werkzaam bij Jeugdbescherming west, heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat de verdachte de afgelopen periode een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. De verdachte volgt behandeling bij De Waag. Verder gaat hij naar de dagbesteding van E25 en werkt hij als kapper. Er wordt getracht om ervoor te zorgen dat de verdachte vanaf augustus 2024 weer naar school kan gaan.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de bij dagvaarding I onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, Sr. De bewezenverklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen, te weten de bescherming van het vermogen, in grote mate overeenkomt.
Naast het hiervoor genoemde heeft de rechtbank ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. De rechtbank overweegt verder dat zij ernaar heeft gestreefd de op te leggen straf voor zover mogelijk zo veel mogelijk in lijn te brengen met de straffen die worden opgelegd in de zaken van de medeverdachten.
Ten slotte weegt de rechtbank bij de bepaling van de strafmaat mee dat de verdachte de confrontatie met de aangever heeft opgezocht en dat hij gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis opnieuw een strafbaar feit heeft gepleegd, maar ook dat hij de afgelopen periode een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en dat (ook) hij nog erg jong was ten tijde van het plegen van het strafbare feit, te weten 13 jaar.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten vindt de rechtbank het opleggen van jeugddetentie passend. De rechtbank ziet aanleiding om een gedeelte van de jeugddetentie voorwaardelijk op te leggen. De verdachte is niet eerder veroordeeld en heeft zich weliswaar goed gehouden aan de bijzondere voorwaarden van zijn schorsing, maar heeft wel gedurende die schorsing opnieuw een strafbaar feit gepleegd. Een voorwaardelijke straf kan dienen als waarschuwing voor de verdachte. Ook kan de verdachte zich met behulp van toezicht, begeleiding en behandeling zo gunstig mogelijk verder ontwikkelen.
Alles afwegend zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen voor de duur van 93 dagen, met aftrek van de dagen die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijk gedeelte van de straf zullen de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, alsmede een contactverbod met de aangever en de medeverdachten.
De rechtbank vindt dus niet dat de verdachte terug moet naar de JJI, maar vindt wel dat - gezien de ernst van de feiten - een nog uit te voeren onvoorwaardelijke straf op zijn plaats is. Daarom zal de rechtbank de verdachte ook een taakstraf opleggen, bestaande uit een werkstraf van 40 uren, bij niet-voldoen te vervangen door 20 dagen jeugddetentie.
Dadelijke uitvoerbaarheidDe verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten diefstal met geweld in vereniging. Gelet op de ernst van het feiten, de rapportage van De Raad en het verhandelde ter zitting, waaruit volgt dat het hulpverleningstraject bij De Waag nog niet is afgerond en dat de verdachte gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis opnieuw een strafbaar feit heeft gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[naam] , ter zitting bijgestaan door mr. R.N. Baldew, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van € 6.721,89, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op
€ 4.721,89 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke veroordeling verzocht.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat, gelet op diens jonge leeftijd, niet de verdachte, maar zijn voogd (Jeugdbescherming west) aansprakelijk is voor de schade die als gevolg van de bewezenverklaarde feiten is ontstaan. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, omdat deze vordering een onevenredige belasting voor het strafgeding vormt doordat onvoldoende duidelijk is of Jeugdbescherming west als voogd kan worden veroordeeld tot vergoeding van de schade van de benadeelde partij. Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsman bepleit dat de kostenposten Apple AirPods, Basic-Fit abonnement en gederfd loon moeten worden afgewezen. In de aangifte zijn de Apple Airpods niet genoemd. De kostenpost Basic-Fit abonnementskosten staan in een te ver verwijderd verband met de tenlastegelegde feiten. Met betrekking tot de kostenpost gederfd loon geldt dat een bruto bedrag wordt gevorderd en dat is niet mogelijk. De raadsman heeft verzocht de vordering ten aanzien van de immateriële schade te matigen. Ook heeft hij verzocht om de vordering van de benadeelde partij niet hoofdelijk toe te wijzen, maar het toegewezen schadebedrag te delen door het aantal verdachten.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Schadevergoeding bij minderjarige verdachte onder de 14 jaar
De rechtbank overweegt allereerst dat de vordering betrekking heeft op een gedraging van een verdachte die ten tijde van het bewezenverklaarde feit de leeftijd van veertien jaar nog niet had bereikt. De gedraging van de verdachte kan wel worden aangemerkt als een onrechtmatige daad, en als de verdachte veertien jaar of ouder zou zijn geweest, zou die hem ook worden toegerekend. In verband met de leeftijd van de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit wordt de vordering echter, ingevolge artikel 51g lid 4 van het Wetboek van Strafvordering, geacht te zijn ingediend tegen de ouder(s) van de verdachte. Het moment van het ontstaan van de schade is doorslaggevend voor de bepaling wie verantwoordelijk kan worden gehouden voor het vergoeden van de schade van de benadeelde partij. De rechtbank constateert dat de moeder van de verdachte op de datum van het bewezenverklaarde feit nog was belast met het gezag over de verdachte. Voor zover er schade, die het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit, voor vergoeding in aanmerking komt, zal dus niet de verdachte zelf maar in dit geval de moeder worden veroordeeld tot betaling daarvan. Het primaire standpunt van de raadsman zal daarom worden verworpen. Verder is de rechtbank, gelet op het voorgaande en anders dan de raadsman, van oordeel dat de behandeling van de vordering geen onevenredige belasting van het strafproces vormt. Dit brengt met zich dat ook het subsidiaire standpunt van de raadsman zal worden verworpen.
Materiële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de bij dagvaarding I bewezenverklaarde feiten, ter grootte van € 4.247,71. Dit zal hieronder worden toegelicht.
De gevorderde schadevergoeding is genoegzaam onderbouwd voor zover deze ziet op de jas (€ 199,00), de rugzak (€ 79,95), de broek (€ 49,95), de schoenen (€ 100,00), de pinbetalingen (€ 1.680,00), het contant geld (€ 35,00), de kosten van het Basic-Fit-abonnement (€ 189,93) en het gederfd loon (€ 1.913,88) zodat deze zullen worden toegewezen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de Basic-Fit abonnementskosten dat uit de vordering blijkt dat de benadeelde partij sinds de bewezenverklaarde feiten tot en met september 2023 geen gebruik meer heeft gemaakt van zijn sportschoolabonnement. Deze kostenpost zal daarom worden toegewezen. Ten aanzien van het gederfd loon constateert de rechtbank dat uit de bij de vordering overgelegde jaaropgave van de benadeelde partij blijkt dat het bruto- en nettosalaris van de benadeelde partij gelijk zijn aan elkaar. Deze post zal daarom eveneens worden toegewezen.
Ten aanzien van de Apple AirPods kan niet vastgesteld worden dat sprake is van rechtstreeks uit de bewezen verklaarde feiten voortvloeiende schade. De rechtbank zal de vordering daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren. Ten aanzien van de kostenpost ‘’kosten vervoer naar school, ggz’’ is de rechtbank van oordeel dat de beoordeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en dat de vordering daarom in zoverre eveneens niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bij dagvaarding I bewezenverklaarde feiten. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, en op de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade tot op heden op een bedrag van € 1.500,00. Voor het resterende deel van de vordering zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Geen hoofdelijkheid
Mededaders dragen gezamenlijk de verplichting de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De rechtbank zal in dit geval evenwel niet overgaan tot hoofdelijke veroordeling tot betaling van de vergoeding voor schade die het gevolg is van door hen gepleegde feiten. De vordering zal worden toegewezen ten laste van de moeder. Aan de moeder van de verdachte kan evenwel geen schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd, hetgeen in de zaken van de medeverdachten wel kan, en bij separate vonnissen van heden ook zal gebeuren. De rechtbank ziet daarin aanleiding de vordering niet hoofdelijk toe te wijzen, maar het schadebedrag evenredig over de drie verdachten te verdelen. Dat betekent dat de moeder van verdachte zal worden veroordeeld tot vergoeding van een derde deel van het toe te wijzen schadebedrag.
Conclusie
De rechtbank zal, gelet op de verdeling zoals hiervoor overwogen, een derde gedeelte van de vordering (€ 1.915,90) ten laste van de moeder van de verdachte toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2023.
Proceskostenveroordeling
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de ouder van de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de ouder van de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu niet de verdachte zelf, maar de moeder wordt veroordeeld tot betaling van (een derde van) de schadevergoeding zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen:
45, 55, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 266, 267, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I (09/089592-23) onder 1, 2 en 3 en de bij dagvaarding II (09/075571-24) onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.8 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
ten aanzien van dagvaarding I (09/089592-23)
ten aanzien van feit 1, 2 en 3:
eendaadse samenloop van
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, terwijl de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
en
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, terwijl de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
ten aanzien van dagvaarding II (09/075571-24)
ten aanzien van feit 1 en 2:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straf
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
93 (DRIEËNNEGENTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot
90 (NEGENTIG) DAGEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die
2 (TWEE) jarenis, houdt aan de volgende voorwaarden:
1. dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
2. dat hij zich gedurende de proeftijd meldt bij Jeugdbescherming west op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
3. dat hij zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van De Waag;
4. dat hij gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect en ook niet via sociale media - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de aangever:
- [naam] , geboren op [geboortedag 2] 2006;
en met de medeverdachten:
  • [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 3] 2007;
  • [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 4] 2008;
5. dat hij gedurende de proeftijd zijn medewerking zal verlenen aan de begeleiding door een coach, en zich houdt aan de afspraken die daarbij met hem worden gemaakt;
6. dat hij gedurende de proeftijd onderwijs volgt of een andere zinvolle en door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding heeft;
geeft opdracht aan Jeugdbescherming west te Den Haag, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen;
beveelt dat de bovengenoemde voorwaarden en het - op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht - uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
40 (VEERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
20 (TWINTIG) DAGEN;
de vordering van de benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 1.915,90,bestaande uit € 1.415,90 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, en veroordeelt de moeder van de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 13 maart 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam] ;
bepaalt dat de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade voor het overige
niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de ouder van de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.E. Schotte, kinderrechter, voorzitter,
mr. M.H. Rochat, kinderrechter,
en mr. M.J. Bouwman, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.P.M. van der Hoorn, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 mei 2024.