ECLI:NL:RBDHA:2024:7006

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
NL24.17549
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en verlenging van de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht met betrekking tot uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiser, die in bewaring is gesteld door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel van bewaring was oorspronkelijk opgelegd op 24 oktober 2023 en op 18 april 2024 verlengd voor maximaal twaalf maanden. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel en het verlengingsbesluit, waarbij hij ook om schadevergoeding heeft verzocht.

De rechtbank heeft op 29 april 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris in het verlengingsbesluit voldoende heeft gemotiveerd dat er zicht op uitzetting naar Marokko bestaat, ondanks de stelling van eiser dat hij geen medewerking verleent aan zijn uitzetting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen geldig document voor grensoverschrijding heeft en dat de staatssecretaris afhankelijk is van de Marokkaanse autoriteiten voor de afgifte van een laissez-passer.

Eiser heeft ook aangevoerd dat de staatssecretaris had moeten volstaan met een lichter middel dan de maatregel van bewaring, gezien zijn verstandelijke beperking en depressieve klachten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom een lichter middel niet doeltreffend zou zijn en dat de gronden voor bewaring nog steeds van toepassing zijn. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 3 mei 2024.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.17549
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
V-nummer: [V nummer] (gemachtigde: mr. P.R.L.V.M. Kruik),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris (gemachtigde: mr. J.J.M. van Gils).
Procesverloop
De staatssecretaris heeft op 24 oktober 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Bij besluit van 18 april 2024 heeft de staatssecretaris de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel en tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 29 april 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw Lazar. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. De staatssecretaris moet in het verlengingsbesluit conform het beleid van paragraaf A5/6.8 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) nagaan of er is voldaan aan de voorwaarden voor verlenging, of er nog voldoende gronden voor de bewaring zijn, of de bewaring voor de vreemdeling onevenredig bezwarend is en of er zicht op uitzetting bestaat. Als dit voldoende gemotiveerd is, wordt hiermee voldaan aan alle uit de Terugkeerrichtlijn en het arrest Mahdi1 voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit.

1.ECLI:EU:C:2014:1320.

Voorwaarden voor de verlenging
2. Eiser stelt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor verlenging van de maatregel van bewaring. Eiser heeft geen documenten en kan hier ook niet aan komen, omdat hij geen contacten heeft in Marokko. Ook is eiser niet in contact gekomen met het Marokkaanse consulaat of ambassade. Hierdoor kan niet gezegd worden dat hij de presentatie heeft geweigerd en hij niet meewerkt aan zijn uitzetting.
3. Volgens artikel 59, zesde lid, van de Vw mag de maatregel van bewaring met nog eens twaalf maanden worden verlengd, onder meer als de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom in het geval van eiser wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlenging van de maatregel van bewaring. Eiser heeft namelijk geen geldig document voor grensoverschrijding. Er is op 3 november 2023 een laissez-passer (lp) aangevraagd voor eiser, maar deze is nog niet afgegeven door de Marokkaanse autoriteiten. Op dit moment is de staatssecretaris dus afhankelijk van de Marokkaanse autoriteiten. Verder heeft eiser ook geen medewerking verleend of informatie verstrekt op grond waarvan het onderzoek naar zijn nationaliteit en identiteit kan worden bespoedigd. Eiser heeft geen enkel document kunnen overleggen ter onderbouwing van zijn identiteit en nationaliteit, terwijl hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij hiertoe zelf of met de hulp van anderen geen gelegenheid zou hebben. Evenmin heeft hij aantoonbaar contact gezocht met de diplomatieke vertegenwoordiging van Marokko. De beroepsgrond slaagt niet.

Bewaringsgronden

4. In het verlengingsbesluit staat dat eiser op 24 oktober 2023 in bewaring is gesteld, omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en/of omdat eiser de voorbereiding van het vertrek of uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Vervolgens staat in het verlengingsbesluit dat de volgende gronden voor bewaring uit artikel 5.1b van het Vreemdelingenbesluit ten grondslag liggen aan het besluit tot verlenging van de bewaringstermijn
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i. heeft te kennen gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer of aan zijn verplichting tot vertrek naar de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 heeft gehouden.
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft.
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
5. Eiser heeft deze gronden thans wederom betwist. Hij heeft echter geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit zou moeten blijken dat deze gronden niet (meer) van toepassing zijn. Deze gronden rechtvaardigen daarom nog de veronderstelling dat er een
risico is dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. De beroepsgrond slaagt niet.
Zicht op uitzetting
6. Eiser stelt dat er geen sprake is van zicht op uitzetting naar Marokko. Hij is al diverse keren in bewaring gesteld, maar dat heeft nooit geleid tot zijn uitzetting naar Marokko. Op eerdere en de lopende lp-aanvraag rappelleert de staatssecretaris geregeld, maar de Marokkaanse autoriteiten reageren hierop niet.
7. De rechtbank volgt eiser hierin niet. In de uitspraak van 14 november 20222 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat er in beginsel zicht op uitzetting is naar Marokko en dat de Marokkaanse autoriteiten in beginsel meewerken aan de verstrekking van lp’s, ook aan ongedocumenteerde vreemdelingen die stellen uit dat land te komen. Niet onaannemelijk is daarom dat de Marokkaanse autoriteiten de lp-aanvraag van 3 november 2023 alsnog in behandeling gaat nemen. In ieder geval hebben deze autoriteiten nog niet kenbaar gemaakt dat aan eiser geen lp zal worden verstrekt. De rechtbank concludeert daarom dat er in het geval van eiser het zicht op zijn uitzetting naar Marokko niet ontbreekt. De beroepsgrond slaagt niet.

Lichter middel

8. Eiser stelt dat de staatssecretaris had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Eiser heeft een verstandelijke beperking en depressieve klachten en is niet in staat om iets te ondernemen. Eiser heeft medicatie aangevraagd voor zijn medische klachten, maar heeft deze nog niet ontvangen. De staatssecretaris heeft niet toereikend gemotiveerd waarom niet volstaan zou kunnen worden met een lichter middel. De belangenafweging in dit kader is onvoldoende, aldus eiser.
9. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris geen aanleiding heeft hoeven zien om te volstaan met het opleggen van een lichter middel. De gronden van de bewaring zijn nog steeds van toepassing. Uit deze gronden volgt dat er nog steeds een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. Verder heeft de staatssecretaris voldoende gemotiveerd dat eiser niet actief en volledig meewerkt aan zijn terugkeer naar Marokko. Een lichter middel zal daarom niet doeltreffend zijn, omdat dit niet zal leiden tot het vertrek van eiser. Verder beschikt het detentiecentrum in Rotterdam over medische zorgverlening die gelijkwaardig is aan de zorgverlening in de vrije maatschappij. Eiser kan dus met zijn medische klachten terecht kan bij de medisch zorgverlener in het detentiecentrum. De beroepsgrond slaagt niet.

Tolk

10. De stelling van eiser dat de vertrekgesprekken van januari en maart 2024 onzorgvuldig zijn geweest, omdat niet is gebleken dat hier een tolk aanwezig was, valt buiten de kaders waarbinnen de rechtbank bevoegd is om te toetsen. Eiser heeft namelijk enkel beroep ingesteld tegen het verlengingsbesluit. Dit betekent dat de rechtbank toetst of de staatssecretaris de maatregel van bewaring mocht verlengen op grond van artikel 59,

2.ECLI:NL:RVS:2022:3269.

zesde lid van de Vw. De rechtbank kan en mag dan niet oordelen over een geschilpunt dat betrekking heeft op de periode vóór het verlengingsbesluit. Een dergelijke beroepsgrond had eiser aan de orde kunnen stellen in het kader van een beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring van 24 oktober 2023.
Ambtshalve toetsing
11. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
03 mei 2024
Documentcode: [Documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.