Op grond van de Richtlijn kan de Raad van de Europese Unie (hierna: de Raad) bij een massale toestroom van ontheemden een besluit aannemen, waarin wordt bepaald dat bepaalde categorieën ontheemden in de lidstaten tijdelijke bescherming krijgen op grond van de Richtlijn. Nederland heeft de Richtlijn bij wet van 16 december 2004 in het nationale recht geïmplementeerd.De Raad heeft vervolgens met het Uitvoeringsbesluit bepaald dat onder andere Oekraïense onderdanen die voor 24 februari 2022 in Oekraïne verbleven en sinds 24 februari 2022 ontheemd zijn geraakt als gevolg van de militaire invasie van Oekraïne overeenkomstig de Richtlijn tijdelijke bescherming krijgen.Ook de Europese Commissie heeft zich in de Mededeling over operationele richtsnoeren voor de uitvoering van het Uitvoeringsbesluituitgelaten over welke groepen in beginsel géén recht hebben op tijdelijke bescherming als bedoeld in de Richtlijn. Dit betreft onder andere Oekraïense onderdanen die in Oekraïne verbleven en die zich vóór 24 februari 2022 buiten Oekraïne bevonden, bijvoorbeeld vanwege werk, studie, vakantie, et cetera.Nederland heeft het Uitvoeringsbesluit geïmplanteerd in artikel 3.9a van het Voorschrift Vreemdelingen en heeft daarbij de bescherming ten opzichte van het Uitvoeringsbesluit uitgebreid door tijdelijke bescherming toe te kennen aan vreemdelingen met de Oekraïense nationaliteit die na 26 november 2021 Oekraïne zijn ontvlucht of die in de periode van 27 november 2021 tot en met 23 februari 2022 naar het grondgebied van de Europese Unie zijn gereisd. In dit geval zijn eisers voor de peildatum van 27 november 2021 uit Oekraïne vertrokken. Eisers zijn namelijk in augustus 2018 Polen ingereisd en hebben daar gewoond en gewerkt. Dat betekent dat eisers niet na 26 november 2021 Oekraïne zijn ontvlucht vanwege de militaire invasie en zijn dus ook niet daardoor ontheemd geraakt. Het familiebezoek van eiseres in september 2022 maakt niet dat zij wordt aangemerkt als ontheemde in de zin van de Richtlijn. Dit korte familiebezoek doet namelijk niet af aan het feit dat eisers op de peildatum al langdurig buiten Oekraïne verbleven en daarom niet als gevolg van de Russische militaire invasie ontheemd zijn geraakt. Dat hun woning in een bezet gebied is gesitueerd, zoals eisers ter zitting hebben aangegeven, maakt dit niet anders. Van een strenge uitleg van de Richtlijn is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
Is het evenredigheidsbeginsel geschonden?
7. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van schending van het evenredigheidsbeginsel. Verweerder heeft ter zitting toegelichtdat vreemdelingen afkomstig uit Oekraïne die zich melden bij een gemeente als zodanig worden ingeschreven in de BRP. Hiervan ontvangt de IND een bericht, waarmee onder meer de Basisvoorziening Vreemdelingen wordt gevuld. De aanmelding bij de gemeente, waarbij een verzoek is gedaan om verstrekking van opvang en voorzieningen als ontheemde uit Oekraïne en die heeft geleid tot inschrijving in de BRP, wordt door de IND aangemerkt als de uiting van een asielwens. Hiermee ontstaat al op dat moment rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder f, van de Vw. Op grond daarvan wordt door de IND een verblijfstitel toegekend die specifiek ziet op tijdelijk beschermden uit Oekraïne. Vervolgens wordt door de IND beoordeeld of de vreemdeling daadwerkelijk onder de Richtlijn valt. In dat verband is van belang dat de vaststelling van de verblijfsrechtelijke positie van vreemdelingen behoort tot de bevoegdheid van de IND. De (aanvankelijke) inschrijving door de gemeenten in de BRP biedt mede gelet hierop geen garantie dat de vreemdeling terecht als verzoeker om tijdelijke bescherming is geregistreerd. Als de IND, op het moment dat de vreemdeling zich meldt voor afgifte van een sticker dan wel een O-document, tot het oordeel komt dat de vreemdeling niet behoort tot de doelgroep van de Richtlijn, wordt een brief afgegeven waarin de weigering is vervat. Verweerder heeft dus om praktische redenen ervoor
gekozen om vreemdelingen, vóór de beoordeling of een vreemdeling tot de doelgroep van
de Richtlijn behoort, een verblijfstitel te geven. Dit is zo ook bij eisers gebeurd. Dit
betekent echter niet dat eisers aan deze tijdelijke verblijfstitel rechten konden ontlenen. Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat eisers niet vallen onder de Richtlijn, komt de rechtbank tot de conclusie dat eisers ook nooit rechten hebben kunnen ontlenen aan deze Richtlijn. De
rechtbank is daarom van oordeel dat er geen rechten op grond van de Richtlijn aan eisers
worden ontnomen, omdat zij dus in feite nooit recht hadden op deze rechten. Eisers wisten dan wel hadden dit ook moeten weten. Het Uitvoeringsbesluit is namelijk van 4 maart 2022 en zij zijn in november 2022 Nederland ingereisd. Dat betekent dat eisers niet, zoals zij stellen, in een slechtere positie terechtkomen door het bestreden besluit van verweerder. Dat eisers wel enige voordelen heeft genoten, maakt niet dat zij op grond van een belangenafweging of evenredigheidsbeoordeling tot de doelgroep zouden moeten worden gerekend. Ter zitting heeft verweerder verder toegelicht dat eisers tijdens hun asielprocedures kunnen werken, zij het onder andere voorwaarden. Ook zou er wellicht een mogelijkheid bestaan om in hun huidige woning te blijven. Als eisers zich niet kunnen vinden in de rechten die hen toekomen als “reguliere” asielzoeker, dan ligt het op hun weg om dat in die procedure aan te kaarten.