ECLI:NL:RBDHA:2024:6935

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
NL23.32477 en AWB 23/12055
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de plaatsing in een Handhaving-en toezichtlocatie en de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 7 mei 2024, worden de beroepen van eiser, een man van Sierra Leoonse nationaliteit, beoordeeld tegen de besluiten van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser was per 1 oktober 2023 geplaatst in een Handhaving-en toezichtlocatie (HTL) en kreeg een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. De rechtbank onderzoekt of deze besluiten rechtmatig zijn, waarbij eiser zijn beroepen heeft ingediend na een incident op 26 september 2023, waarbij hij onder invloed van alcohol geweld heeft gebruikt tegen medewerkers van het COa.

De rechtbank concludeert dat eiser belang heeft bij de beoordeling van zijn beroepen, ondanks dat hij de HTL-locatie op 4 december 2023 vrijwillig heeft verlaten. De rechtbank oordeelt dat de besluiten van verweerders goed gemotiveerd zijn en dat het gedrag van eiser, dat leidde tot de plaatsing in de HTL, ontoelaatbaar was. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 16 februari 2024, waarin werd geoordeeld dat de plaatsing in de HTL geen vrijheidsontneming oplevert. Eiser's beroepsgronden worden verworpen, en de rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, zonder aanleiding voor schadevergoeding of proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.32477 en AWB 23/12055

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 mei 2024 in de zaken tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Sierra Leoonse nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. L.J. Meijering),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder 1,

alsmede

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder 2.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen het besluit van verweerder 1 van 1 oktober 2023, waarbij verweerder 1 heeft besloten om eiser per 1 oktober 2023 te plaatsen in een Handhaving-en toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen (plaatsingsbesluit) en het besluit van verweerder 2 van 1 oktober 2023 om hem een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) op te leggen.
1.1.
Verweerders hebben op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om kenbaar te maken of zij op een zitting gehoord willen worden. Geen van voornoemde partijen wenst gebruik te maken van het recht op een zitting gehoord te worden. Het onderzoek ter zitting is daarom verder achterwege gebleven. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel en de plaatsing van eiser in de HTL rechtmatig zijn. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat eiser -ondanks dat hij op 4 december 2023 vrijwillig de HTL-locatie heeft verlaten en heeft aangegeven af te zien van voorzieningen- belang heeft bij een beoordeling van zijn beroepen. De rechtbank acht hierbij van belang dat indien de rechtbank de vrijheidsbeperkende maatregel onrechtmatig zou achten, eiser recht heeft op een schadevergoeding voor de dagen waarbij zijn vrijheid onrechtmatig zou zijn beperkt.
4. Uit de verslaglegging van verweerder 1 blijkt dat eiser op 26 september 2023 op de locatie Hoofddorp, onder invloed van alcohol verbaal en agressief fysiek geweld heeft gebruikt richting medewerkers van verweerder 1. Eiser heeft een medewerker geschopt tegen zijn been en medewerkers meerdere keren beledigd en met de dood bedreigd. Medebewoners en kinderen waren hiervan getuige. Het personeel van verweerder 1 zag zich genoodzaakt om de politie te bellen, waarna eiser is aangehouden en meegenomen door de politie.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder 1 op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten dat eiser in de HTL kan worden geplaatst. De rechtbank merkt daarbij allereerst op dat voor de oplegging van onderhavige bestuursrechtelijke maatregelen niet is vereist dat de incidenten wettig en overtuigend zijn bewezen. Voldoende is dat het aannemelijk is dat deze incidenten zich hebben voorgedaan. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de feitelijke beschrijving van het incident op 26 september 2023 door verweerder 1. Verweerder 1 heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser ontoelaatbaar gedrag heeft vertoond en dat dit gedrag het opleggen van een HTL-maatregel rechtvaardigt.
6. Bij uitspraak van 16 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:1889, heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats geoordeeld dat de plaatsing in de HTL geen vrijheidsontneming oplevert en hierbij van doorslaggevend belang geacht dat eiser nog altijd de mogelijkheid heeft om de HTL voortijdig te verlaten. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat niet kan worden gesteld dat plaatsing in de HTL in algemene zin in strijd is met de Opvangrichtlijn of artikel 3 en 8 van het EVRM.
7. De rechtbank stelt vast dat eisers beroepsgronden betrekking hebben op de vraag of plaatsing in de HTL vrijheidsontneming oplevert en/of in strijd is met artikel 3 en/of 8 EVRM. Deze beroepsgronden slagen niet. De rechtbank ziet in wat eiser naar voren heeft gebracht, geen aanleiding om anders te oordelen dan in de bovengenoemde uitspraak van 16 februari 2024. In aanvulling daarop oordeelt de rechtbank dat het standpunt dat sprake zou zijn geweest onbevoegde of onrechtmatige fouilleringen onvoldoende onderbouwd is.
De stelling dat vrijheidsontneming kan geschieden omdat eiser het risico loopt om onderworpen te worden aan plaatsing in een ROV-kamer kan ook niet slagen, nu niet gebleken is dat aan eiser een ROV-maatregel is opgelegd. Eiser is tijdens zijn verblijf in de HTL niet in een ROV-kamer geplaatst. De rechtbank overweegt voorts dat indien eiser in een ROV-kamer wordt geplaatst, hij tegen deze maatregel rechtsmiddelen kan aanwenden, nu dit een separaat besluit betreft.
8. Het beroep tegen het plaatsingsbesluit is ongegrond.
9. Gelet op de ongegrondverklaring van het beroep tegen het plaatsingsbesluit en gelet op de omstandigheid dat het besluit een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen volledig steunt op dat besluit, is de rechtbank van oordeel dat het beroep tegen dat besluit eveneens ongegrond moet worden verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding om een schadevergoeding toe te kennen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www. rechtspraak.nl
De griffier de rechter
Een afschrift van deze uitspraak is aan partijen verzonden op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak, voor zover betrekking hebbend op het plaatsingsbesluit kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen deze uitspraak, voor zover betrekking hebbend op de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.