In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. B.J.P.M. Ficq, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid omdat er niet tijdig is beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn aanvraag op 8 augustus 2022 heeft ingediend en dat de termijn voor een beslissing door verweerder is verlengd met negen maanden op basis van de WBV 2022/22. Eiser heeft verweerder op 9 november 2023 in gebreke gesteld, waarna hij beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet binnen de wettelijk vereiste termijn heeft beslist.
De rechtbank heeft besloten dat er geen zitting nodig was, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten zonder een zitting te houden. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast heeft de rechtbank eiser een vergoeding voor proceskosten toegekend van € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De uitspraak is gedaan op 16 februari 2024 en is openbaar gemaakt. De rechtbank heeft de beslissing genomen in het belang van zowel eiser als verweerder, waarbij rekening is gehouden met de noodzaak van zorgvuldige besluitvorming door verweerder.