In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareisasiel en voor het verblijfsdoel familie en gezin. De aanvraag is op 6 maart 2023 ingediend en op 10 maart 2023 door verweerder ontvangen. De wettelijke beslistermijn van 90 dagen is door verweerder met drie maanden verlengd, maar er is nog steeds geen besluit genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en heeft het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat eiser terecht beroep heeft ingesteld, aangezien de beslistermijn is overschreden. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De hoogte van de dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling.
Omdat het beroep gegrond is, heeft de rechtbank ook bepaald dat verweerder de proceskosten van eiser moet vergoeden, die zijn vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en is openbaar gemaakt op 21 februari 2024.