ECLI:NL:RBDHA:2024:6860

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
C/09/640791 / HA ZA 23-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis over schadeloosstelling bij onteigening van perceelsgedeelten ten behoeve van hoogspanningsstation

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Provincie Zuid-Holland en B.V. Transportnet Zuid-Holland over de schadeloosstelling voor onteigening van perceelsgedeelten. De zaak betreft de onteigening van een perceel dat deels bestemd is voor een hoogspanningsstation van TenneT TSO B.V. De rechtbank heeft vastgesteld dat de onteigende perceelsgedeelten, met een totale oppervlakte van 76.874 m², een waarde hebben van € 11,25 per m², wat resulteert in een totale schadeloosstelling van € 7.785. Dit bedrag is inclusief een reeds betaald voorschot van € 1.500, waardoor de Provincie nog € 6.285 aan Transportnet moet betalen. De rechtbank heeft de bezwaren van beide partijen tegen de waardering van de deskundigen verworpen en de deskundigen gevolgd in hun advies. De rechtbank heeft ook de kosten van de deskundigen en de juridische bijstand aan de zijde van Transportnet toegewezen aan de Provincie. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een eerlijke schadeloosstelling voor onteigening en de rol van deskundigen in het waarderingsproces.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/640791 / HA ZA 23-25
Vonnis van 15 mei 2024
in de zaak van
PROVINCIE ZUID-HOLLANDte Den Haag,
eiseres,
advocaten mrs. W.J. Bosma en D. Krijvenaar te Den Haag,
tegen
B.V. TRANSPORTNET ZUID-HOLLANDte Arnhem,
gedaagde,
advocaten mrs. J.W.M. Hagelaars en I.S. Termaat te Arnhem.
Partijen worden hierna de provincie en Transportnet genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • het tussenvonnis van 22 februari 2023 (het onteigeningsvonnis) en de daarin genoemde stukken;
  • het conceptrapport van deskundigen van 29 augustus 2023 (het conceptrapport);
  • de reactie op het conceptrapport namens Transportnet van 27 oktober 2023, met bijlagen 1 en 2;
  • de reactie op het conceptrapport namens de provincie van 30 oktober 2023;
  • het definitieve deskundigenrapport van 21 december 2023 (depotnummer 24.1);
  • de akte opgaven kosten van de zijde van Transportnet, met producties 1 tot en met 3;
  • de akte indienen productie van de zijde van Transportnet, met productie;
  • de brief van deskundigen van 2 april 2024 met opgave van de gemaakte kosten.
1.2.
Op 9 april 2024 zijn pleidooien gehouden. Mrs. Krijvenaar en Termaat hebben pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd. De griffier heeft van het verhandelde ter zitting aantekeningen gemaakt. Deze aantekeningen zijn toegevoegd aan het griffiedossier.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij het onteigeningsvonnis heeft de rechtbank vervroegd de onteigening uitgesproken ten behoeve en ten name van de provincie van de volgende perceelsgedeelten (hierna: de perceelsgedeelten): gedeeltes ter grootte van 2 m², 20 m², 225 m² en 445 m² van het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [sectie letter] , nummer [kadastraal nummer] , in totaal groot 76.874 m² (hierna: het gehele perceel).
2.2.
Op het perceel bevindt zich een 380/150 kV hoogspanningsstation van TenneT TSO B.V. (hierna: TenneT) met bijbehorende installaties. Het hoogspanningsstation beslaat niet het gehele perceel en is afgescheiden van de rest van het perceel door een hekwerk en watergangen. De perceelsgedeelten liggen buiten het hek en de watergangen, zijn met gras begroeid en grenzen aan openbaar gebied.
2.3.
Ter plaatse is het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan] ’ van kracht, waarin aan de perceelsgedeelten de bestemming ‘groen’ en de dubbelbestemmingen ‘leiding-hoogspanningsverbinding’ en ‘waterstaat-waterkering’ zijn
toegekend.
2.4.
In het onteigeningsvonnis is het voorschot op de schadeloosstelling voor Transportnet vastgesteld op € 1.500.
2.5.
De (vervroegde) opneming (zaak-/rekestnummer C/09/631804 HA RK 22-264) door de rechter-commissaris en deskundigen als bedoeld in artikel 54a en volgende van de Onteigeningswet heeft plaatsgevonden op 28 maart 2023.
2.6.
Op 23 mei 2023 is het onteigeningsvonnis ingeschreven in de openbare registers van het Kadaster. Deze datum geldt als peildatum.
2.7.
Op 21 december 2023 hebben deskundigen het definitieve deskundigenrapport uitgebracht, dat is gedeponeerd ter griffie op 3 januari 2024. In dit rapport is over de aan Transportnet toekomende schadeloosstelling als volgt geadviseerd:
- Waarde
€ 7.785
- Overige schade
nihil
- Schade van derde belanghebbenden
nihil
- Totaal
€ 7.785
2.8.
Partijen hebben bij pleidooi gereageerd op de begroting van de schadeloosstelling door deskundigen als bedoeld onder 2.7.
Waarde van het onteigende
2.9.
Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Een groot aantal artikelen uit de Onteigeningswet is vervallen. Op grond van artikel 4.4 Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet zijn deze artikelen in deze zaak nog van toepassing, omdat vóór 1 januari 2024 een verzoek tot het nemen van een besluit als bedoeld in artikel 72a Onteigeningswet is ingediend.
2.10.
Het uitgangspunt van de Onteigeningswet is dat een onteigende een volledige vergoeding krijgt voor alle schade die hij als eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk lijdt door het verlies van zijn zaak (artikel 40 Onteigeningswet). De door de onteigende te ontvangen vergoeding omvat de werkelijke waarde van het onteigende en in voorkomend geval ook vergoeding van bijkomende schade. Bij het bepalen van de werkelijke waarde wordt uitgegaan van de prijs, tot stand gekomen bij een onderstelde koop in het vrije commerciële verkeer tussen de onteigende als redelijke handelende verkoper en de onteigenaar als redelijk handelende koper (artikel 40b lid 2 Onteigeningswet). Gelet moet dus worden op de prijs die de onteigenaar als redelijk handelende koper, zonder dreiging met het dwangmiddel van een onteigening, bereid zou zijn te besteden en die de verkoper, zonder misbruik te maken van de dwangpositie van de wederpartij, die juist de voor realisering van het voorgenomen werk nodige percelen in eigendom moet verwerven, redelijkerwijs zou willen bedingen. Als een redelijk handelende koper in het vrije commerciële verkeer kan ook degene worden aangemerkt die, bij het bepalen van de koopprijs, mede rekening houdt met op het ogenblik van de onteigening bij hem bestaande, voldoende reële verwachtingen over een wijziging van het ter plaatse geldende bestemmingsplan (Hoge Raad 16 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1874).
Waardering deskundigen
2.11.
Deskundigen waarderen de perceelsgedeelten op € 11,25 per m². De perceelsgedeelten zijn onteigend ten behoeve van de reconstructie van de N211. In enkele andere onteigeningsprocedures ten behoeve van de reconstructie van de N211 hebben dezelfde deskundigen de gemiddelde waarde van bedrijfspercelen gelegen langs de N211 getaxeerd op € 300 per m². Het toegestane bebouwingspercentage van de perceelsgedeelten is echter maximaal 25%, terwijl dat bij de andere inmiddels onteigende percelen 40% is. Gelet hierop taxeren deskundigen de gemiddelde waarde van het gehele perceel lager, namelijk op € 225 per m². Voor de perceelsgedeelten gaan deskundigen uit van 5% van € 225 per m², omdat de gebruiksmogelijkheden vanwege de groenbestemming beperkt zijn en omdat geen sprake is van enige afscheiding tussen de eigendom van Transportnet en het openbaar gebied door een watergang of anderszins zodat het perceel feitelijk overloopt in het openbaar gebied.
Bezwaren
2.12.
De provincie maakt bezwaar tegen de waardering van de perceelsgedeelten, die volgens haar te hoog is. Volgens de provincie is de waarde te stellen op 1% van € 225 per m², als een symbolische waarde. De perceelsgedeelten hebben een groenbestemming met een openbaar karakter en kwalificeren volgens de provincie feitelijk als openbare bermen.
2.13.
Transportnet maakt eveneens bezwaar tegen de waardering van de perceelsgedeelten, die volgens haar te laag is. Transportnet verzet zich tegen de waardering van de perceelsgedeelten als onderdeel van het gehele perceel. Volgens Transportnet worden losse groenstroken soms wel afzonderlijk verkocht. Transportnet heeft verwezen naar (de bedragen uit) de Nota Grondprijzen 2020 van de gemeente Westland. Transportnet zelf moet bovendien het reguliere, door gemeenten gehanteerde tarief betalen als zij groenstroken aankoopt. In dat verband heeft zij een leveringsakte overgelegd van 26 juni 2020 waaruit blijkt dat TenneT € 127,50 per m² heeft betaald voor een onbebouwd perceel met de bestemming ‘agrarisch’ dat zij van de gemeente Leeuwarden heeft gekocht. Voor zover de perceelsgedeelten wel moeten worden gewaardeerd als onderdeel van het gehele perceel kan Transportnet zich vinden in een grondprijs van € 300 per m². Zij vindt het echter onjuist dat niet is uitgegaan van deze gemiddelde waarde van € 300 per m² maar van € 225 per m². Het verschil met de andere percelen die zijn onteigend ten behoeve van de reconstructie van de N211 is volgens Transportnet onvoldoende duidelijk. Volgens haar blijkt nergens uit dat 25% minder wordt betaald voor percelen die zijn bedoeld voor hoogspanningsstations.
Transportnet begrijpt verder niet dat deskundigen vervolgens nog een tweede afslag van 15% toepassen vanwege de groenbestemming van de perceelsgedeelten.
Tot slot begrijpt zij evenmin dat vervolgens nog een derde afslag van 5% volgt, vanwege
de afwezigheid van bijvoorbeeld een watergang of hekwerk waarmee de perceelsgedeelten van de openbare weg zijn afgescheiden.
Transportnet concludeert dat deskundigen hun waardering steunen op hun ervaring en intuïtie en daarbij onvoldoende oog hebben voor transacties die als geschikte referentie kunnen dienen. Transportnet heeft daarbij nog specifiek verwezen naar transacties inzake Stichting Staedion, MDC Investments B.V. en de gemeente Den Haag waaruit een hogere transactieprijs zou volgen.
Reactie deskundigen
2.14.
Deskundigen hebben gemotiveerd gereageerd op de bezwaren van de provincie en Transportnet en hebben volhard in hun advies over de waardering van het onteigende.
2.15.
Ten aanzien van het bezwaar van de provincie hebben zij zich op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat de perceelsgedeelten niet zijn afgescheiden van de openbare ruimte onverlet laat dat bij waardering van de perceelsgedeelten in het vrije commerciële verkeer als onderdeel van het gehele bedrijfsmatige object rekening gehouden moet worden met alternatieve aanwendingsmogelijkheden. De perceelsgedeelten zijn op eenvoudige wijze af te scheiden, onder meer door verplaatsing van de bestaande hekwerken dan wel anderszins door deze te betrekken bij een bedrijfsmatige aanwending, zij het met inachtneming van de beperkingen van de groenbestemming.
2.16.
Ten aanzien van het bezwaar van Transportnet hebben deskundigen zich op het standpunt gesteld dat de prijzen uit de Nota Grondzaken 2020 betrekking hebben op snippergroen en niet bruikbaar zijn voor de waardering van de perceelsgedeelten. Bij de aankoop van snippergroen leidt de toevoeging daarvan aan een bestaand object tot waardevermeerdering van dat object, terwijl de perceelsgedeelten daarentegen als zodanig geen commerciële/economische waarde hebben. Verder plegen de prijzen van snippergroen te worden bepaald met het oog op toevoeging daarvan aan bestaande woonpercelen. De beperkingen van de groenbestemming zijn dan niet zwaarwegend, terwijl deze volgens deskundigen in bedrijfsmatige situaties wel zwaar meewegen. De vergelijking met grondaankopen voor de aanleg of uitbreiding van transformatorstations of andere installaties gaat volgens deskundigen niet op omdat bij zulke aankopen juist wel waarde en functionaliteit wordt toegevoegd aan het object dat wordt uitgebreid. Verder plegen volgens deskundigen bij dergelijke aankopen afspraken te worden gemaakt over bestemmingswijziging.
2.17.
De transacties inzake Stichting Staedion en de gemeente Den Haag ten behoeve van de reconstructie van de N211 hadden volgens deskundigen mede betrekking op gronden met een bedrijfsbestemming en bevatten tevens een vergoeding van bijkomende schade. De grondruil tussen de provincie en MDC Investments B.V. betrof gronden met een groenbestemming doch wel onderdeel uitmakend van een bedrijfskavel aan de Klopperman te Wateringen waarvoor een hogere waarde geldt en waarbij op het van de provincie verkregen perceelsgedeelte een parkeervoorziening is gerealiseerd.
2.18.
Bij gedeeltes van andere percelen die zijn onteigend ten behoeve van de reconstructie van de N211 met een groenbestemming zijn deskundigen uitgegaan van 15% van de gemiddelde waarde van die percelen en niet van 5%. In het onderhavige geval is echter, anders dan bij deze andere percelen, geen sprake van enige afscheiding van de perceelsgedeelten door een watergang of anderszins, zodat de perceelsgedeelten feitelijk overlopen in het openbaar gebied.
Oordeel rechtbank
2.19.
De rechtbank acht het advies van deskundigen om de waarde van de perceelsgedeelten vast te stellen op € 11,25 per m² begrijpelijk en neemt het over. Zij overweegt daartoe als volgt.
2.20.
De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat, zoals de provincie stelt, moet worden uitgegaan van een lagere waarde dan 5% van € 225 per m². Zij neemt daarbij in aanmerking dat, zoals deskundigen tijdens de zitting naar voren hebben gebracht, de perceelsgedeelten zijn te beschouwen als een vorm van reserveruimte voor het hoogspanningsstation van Transportnet en er dus sprake is van een alternatieve aanwendingsmogelijkheid waaraan meer dan alleen een symbolische waarde moet worden toegekend.
2.21.
Ook in de door Transportnet aangevoerde bezwaren ziet de rechtbank, mede gelet op de hiervoor weergegeven reactie van deskundigen, geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de door deskundigen vastgestelde waarde van de perceelsgedeelten.
2.22.
De rechtbank volgt ten eerste het uitgangspunt van deskundigen om de perceelsgedeelten te taxeren als deel van het gehele perceel. Dat er situaties zijn waarin groenstroken afzonderlijk worden verkocht, maakt de overweging van deskundigen dat stroken als de perceelsgedeelten, gelet op hun aard, omvang en situering niet afzonderlijk plegen te worden verkocht, waardoor de perceelsgedeelten als zodanig geen eigen commerciële/economische waarde hebben, niet onjuist.
Met name de aard en situering van de perceelsgedeelten kunnen naar het oordeel van de rechtbank als afwijkend worden beschouwd van bijvoorbeeld snippergroen dat aan een bestaand object wordt toegevoegd. Deskundigen hebben naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen aansluiting hoeven te zoeken bij de Nota Grondprijzen 2020, die indicatieve (richt)prijzen voor grondsnippers bevat. Wat betreft de leveringsakte van 26 juni 2020 aangaande de aankoop van een perceel grond door TenneT van de gemeente Leeuwarden overweegt de rechtbank dat hieruit niet kan worden afgeleid hoe de koopprijs tot stand is gekomen en of daarbij onderscheid is gemaakt tussen verschillende gedeeltes van het perceel grond. Voorts volgt de rechtbank de toelichting van deskundigen ter zitting dat de transactie Leeuwarden niet vergelijkbaar is met de onderhavige situatie. Het gaat hier immers om onteigening van reserveruimte groen en niet om aankoop van een perceel grond door TenneT om toe te voegen aan een terrein dat ze al in eigendom en in gebruik heeft waardoor waarde en functionaliteit wordt toegevoegd aan het object dat wordt uitgebreid. Bij dergelijke aankopen worden volgens deskundigen ook afspraken gemaakt over bestemmingswijzigingen waardoor de aan te kopen stukken grond een andere dan groenbestemming krijgen.
2.23.
De rechtbank acht ten tweede de inschatting van € 225 per m² voor het gehele perceel voldoende onderbouwd, mede tegen de achtergrond dat deskundigen hun oordeel ook baseren op hun ervaring, kennis en intuïtie omdat geschikte referentietransacties ontbreken. De rechtbank kan volgen dat het bebouwingspercentage van een perceel dat op grond van het geldende bestemmingsplan bebouwd mag worden van grote invloed is op de waardebepaling van dat perceel en dat voor de deskundigen het toegestane bebouwingspercentage van 25% voor het gehele perceel aanleiding heeft gegeven tot de lagere waardering van het gehele perceel in het vrije commerciële verkeer omdat het de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van het perceel beperkt ten opzichte van andere bedrijfsmatige percelen met een hoger bebouwingspercentage. De rechtbank volgt dit standpunt van deskundigen, zeker nu Transportnet geen referentietransacties heeft overgelegd waarmee het standpunt kan worden onderbouwd dat voor dergelijke percelen, ondanks het lagere bebouwingspercentage, dezelfde prijzen worden betaald als voor bedrijfsmatige percelen met een hoger bebouwingspercentage. Deskundigen gaan voorts bij hun waardering terecht uit van de huidige bestemmingen van het gehele perceel en hoeven geen rekening te houden met de invloed van mogelijke andere bestemmingen op de waardering ervan. Niet is gesteld of anderszins gebleken dat die nu aan de orde zijn.
2.24.
Deskundigen hebben voorts met hun reactie zoals onder 2.17 weergegeven voldoende duidelijk en inzichtelijk gemaakt dat de door Transportnet aangehaalde transacties niet bruikbaar zijn voor een hogere waardering van de onderhavige perceelsgedeelten.
2.25.
In het definitieve deskundigenrapport is vermeld dat deskundigen de waarde van andere onteigende percelen met een groen- en/of waterbestemming hebben getaxeerd op 15% van de gemiddelde waarde. Transportnet heeft dit opgevat als een extra afslag van de gemiddelde waarde in deze zaak. Deskundigen hebben tijdens de zitting toegelicht dat geen sprake is van een extra afslag van 15 %, maar dat zij adviseren uit te gaan van 5 % van de gemiddelde waarde van € 225, tot welk advies zij mede zijn gekomen op basis van hun kennis, ervaring en intuïtie.
2.26.
De rechtbank acht, ten derde, deze inschatting van 5% van € 225 per m² voor de perceelsgedeelten begrijpelijk en navolgbaar. De perceelsgedeelten liggen aan de rand van het gehele perceel en gaan naadloos over in publieke ruimte. Anders dan bij andere percelen die zijn onteigend ten behoeve van de reconstructie van de N211 en waarbij een afslag van 15% is toegepast vanwege de beperkte gebruiksmogelijkheden, is er in dit geval geen waterscheiding tussen de perceelsgedeelten en de weg. Ook is er geen andere, substantiële afscheiding. De rechtbank weegt tot slot mee dat deskundigen desgevraagd ter zitting hebben medegedeeld dat zij ook bij de andere onteigende percelen zouden zijn uitgegaan van 5 % van de gemiddelde waarde als daar geen afscheiding zou zijn geweest.
2.27.
Gelet op dit een en ander, en tegen de achtergrond dat deskundigen hun oordeel kunnen baseren op hun kennis, ervaring en intuïtie, zeker indien geschikte referentie transacties ontbreken, neemt de rechtbank het advies van deskundigen om het onteigende te waarderen op € 7.785 over.
Overige schade
Belastingschade
2.28.
Deskundigen gaan ervan uit dat geen sprake zal zijn van door de onteigening veroorzaakte belastingschade. Voor zover Transportnet daarover een andere mening zou zijn toegedaan, hebben deskundigen Transportnet verzocht zich daarover uit te laten in haar reactie op het conceptrapport. Van die gelegenheid heeft Transportnet geen gebruik gemaakt. Ook naar aanleiding van het definitieve deskundigenrapport heeft Transportnet geen door de onteigening veroorzaakte belastingschade geclaimd. De rechtbank gaat er daarom in navolging van deskundigen van uit dat Transportnet geen belastingschade lijdt.
Rente
2.29.
De rechtbank zal de te vergoeden (samengestelde) rente over het verschil tussen het voorschot (€ 1.500) en de definitief vast te stellen schadeloosstelling (€ 7.785) bepalen op 1% samengesteld per jaar, vanaf de datum van ontvangst van het voorschot tot de datum van onherroepelijke vaststelling van de schadeloosstelling, zoals geadviseerd door deskundigen.
Schade van derde belanghebbende
2.30.
Deskundigen zijn ervan uitgegaan dat de rechtbank de provincie zal veroordelen tot gestanddoening van haar aanbod tot, samengevat, de kosteloze hervestiging van het zakelijk recht van Transportnet als derde belanghebbende. Zij stellen zich op het standpunt dat geen sprake zal zijn van schade.
2.31.
De rechtbank zal de provincie veroordelen tot gestanddoening van het aanbod tot:
  • hervestiging van het betreffende zakelijk recht, indien en voor zover voorzieningen in of op de perceelsgedeelten kunnen worden gehandhaafd;
  • volledige vergoeding van de verleggingskosten van de voorzieningen die onder de werking van het betreffende zakelijke recht vallen, indien en voor zover voorzieningen in of op de perceelsgedeelten niet, althans niet op dezelfde locatie c.q. in hetzelfde tracé, kunnen worden gehandhaafd;
  • het op kosten van de provincie (door de notaris laten) doorhalen van het zakelijk recht, indien en voor zover er géén voorzieningen in of op de perceelsgedeelten zijn gerealiseerd, maar het zakelijk recht wel (ook) op de perceelsgedeelten is gevestigd.
2.32.
De rechtbank volgt het standpunt van deskundigen en zal de schadeloosstelling voor Transportnet als derde belanghebbende op nihil bepalen.
Conclusie schadeloosstelling
2.33.
De rechtbank zal de schadeloosstelling voor Transportnet vaststellen op € 7.785. Met aftrek van het reeds betaalde voorschot van € 1.500 resteert een door de provincie nog aan Transportnet te betalen bedrag van € 6.285. Dit bedrag zal, zoals overwogen onder 2.31, worden vermeerderd met rente.
Rente
2.34.
De provincie zal op de voet van artikel 55 lid 3 Onteigeningswet aan Transportnet de wettelijke rente over de door haar nog te betalen schadeloosstelling dienen te vergoeden met ingang van heden tot de dag van algehele betaling van die schadeloosstelling.
Kosten deskundigen
2.35.
De kosten van de door de rechtbank benoemde deskundigen bedragen volgens opgave van 2 april 2024 € 26.435,40 (inclusief 21% btw). De provincie heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. De rechtbank komt de kostenopgave redelijk voor en zij verstaat daarom dat de provincie als onteigenaar voornoemd bedrag aan kosten van de door de rechtbank benoemde deskundigen zal voldoen.
Kosten juridische en deskundige bijstand Transportnet
2.36.
De kosten van deze onteigeningsprocedure komen in beginsel op grond van het bepaalde in artikel 50 Onteigeningswet voor rekening van de onteigenende partij, in dit geval de provincie. Bij de beoordeling van deze kosten hanteert de rechtbank de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets.
2.37.
Transportnet maakt aanspraak op vergoeding van kosten van rechtsbijstand van (€ 16.375,35 + € 8.426,44 = ) € 24.801,79 inclusief btw en op € 2.837 griffierecht. De rechtbank heeft in het kader van de dubbele redelijkheidstoets vraagtekens gezet bij het optreden van twee advocaten aan beide kanten in een zaak als deze, die vrij overzichtelijk is, en waarbij deskundigen ook ook nog eens een gering bedrag aan schadeloosstelling hebben geadviseerd. Transportnet heeft ter zitting desgevraagd erop gewezen (i) dat het hier voor Transportnet om een aanzienlijk principieel belang gaat, (ii) dat de betrokkenheid van twee advocaten voor Transportnet betekent dat zij altijd een advocaat kan bereiken en (iii) dat één van beide advocaten een lager uurtarief hanteert wat de kosten als geheel drukt. Hoewel deze argumentatie de rechtbank in een zaak als deze niet overtuigend voorkomt, zal zij de provincie desondanks veroordelen in voornoemde kosten, nu de provincie zich eveneens door twee advocaten heeft laten bijstaan en geen bezwaar tegen de kostenopgave van Transportnet heeft gemaakt.
2.38.
Transportnet maakt voorts aanspraak op vergoeding van (€ 9.291,59 + € 1.810,16 =) € 11.101,75 inclusief btw aan kosten van een rentmeester/register-taxateur. De provincie heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat de kosten van deskundigenbijstand de dubbele redelijkheidstoets kunnen doorstaan. Zij zal daarom de provincie tot betaling van genoemd bedrag aan kosten veroordelen.
Publicatie
2.39.
Ten slotte zal een nieuwsblad worden aangewezen ter publicatie van dit vonnis op kosten van de provincie wanneer het vonnis onherroepelijk is geworden.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
stelt de schadeloosstelling voor Transportnet vast op € 7.785, waarin begrepen het reeds betaalde voorschot in deze zaak van € 1.500, zodat het door de provincie nog uit te keren bedrag aan schadeloosstelling € 6.285 bedraagt, te vermeerderen met een samengestelde rente van 1% per jaar vanaf de datum van ontvangst van het voorschot tot de datum van onherroepelijke vaststelling van die schadeloosstelling;
3.2.
veroordeelt de provincie tot betaling aan Transportnet van € 6.285, vermeerderd met de hiervoor onder 3.1 genoemde rente, de som daarvan te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
3.3.
veroordeelt de provincie tot gestanddoening van het aanbod, zoals omschreven onder 2.33 van dit vonnis;
3.4.
stelt de schadeloosstelling voor de derde belanghebbende vast op nihil;
3.5.
verstaat dat de provincie de kosten van de door de rechtbank benoemde deskundigen volgens hun opgave van € 26.435,40 (inclusief btw) zal voldoen;
3.6.
veroordeelt de provincie in de kosten van rechtsbijstand en deskundige bijstand aan de zijde van Transportnet tot een bedrag van € 38.740,54 (inclusief btw en € 2.837 griffierecht);
3.7.
wijst het “AD/Rotterdams Dagblad” aan als nieuwsblad waarin de griffier van deze rechtbank dit vonnis bij uittreksel zal plaatsen wanneer het vonnis onherroepelijk is geworden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes, mr. S.M. de Bruijn en mr. W. van de Wetering en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 3053