ECLI:NL:RBDHA:2024:6853

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
09/340686-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van zwaar knalvuurwerk en vuurwapens in woning en schuur

Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid zwaar knalvuurwerk en vuurwapens. De verdachte, geboren in 1997 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen, munitie, een sleutelhangermes en een stroomstootwapen. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting, dat plaatsvond op 23 april 2024, de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de woning van de verdachte rechtmatig was, gebaseerd op een melding van een derde en de antecedenten van de verdachte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het voorhanden hebben van het automatisch vuurwapen en de munitie, omdat niet bewezen kon worden dat hij zich bewust was van de aanwezigheid daarvan. Wel werd hij schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van het sleutelhangermes en het professioneel vuurwerk, waarvoor hij een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd kreeg. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten, met name het gevaar van het vuurwerk in een dichtbevolkte woonwijk, een zware straf rechtvaardigde. Daarnaast werd de verdachte geconfronteerd met een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, die nu ten uitvoer werd gelegd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/340686-23, 09/005972-22 (tul) en 83/080848-24 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 7 mei 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats]
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats 1] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 23 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.G.M. Oostrom en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.S. Dijkstra naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
onder parketnummer 09/340686-23 (hierna: zaak I)
1
hij op of omstreeks 22 december 2023 te 's-Gravenhage een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een automatisch machinepistool, van het merk CZ, type/model VZ61, kaliber 7.65 mm, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 22 december 2023 te 's-Gravenhage, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 10 scherpe patronen (pistoolmunitie) van het kaliber 7.65 mm, voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 22 december 2023 te 's-Gravenhage, een wapen van categorie I onder 4°, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, te weten
een sleutelhangermes, in elk geval een blank wapen dat uiterlijk gelijkt op een ander
voorwerp dan een wapen, heeft gedragen en/of voorhanden heeft gehad;
4
hij op of omstreeks 22 december 2023 te 's-Gravenhage een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen (van het type Poison God FT 1298 Self-Defense), zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht; voorhanden heeft gehad.
onder parketnummer 83/080848-24 (hierna: zaak II)
Hij op of omstreeks 22 december 2023, te 's-Gravenhage, in elk geval te Nederland, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen,
opzettelijk,
professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- één of meer stuks knalvuurwerk (Cobra 6 en/of Lupo P1 en/of Powerfull Bulldog),
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad in een woning en/of schuur, gelegen aan de [adres] te ’ [plaats 2] .

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van feit 4 in zaak I, waarvan de verdachte volgens de officier van justitie dient te worden vrijgesproken.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten in zaak I, omdat alle in de woning van de verdachte aangetroffen en in beslag genomen voorwerpen als onrechtmatig verkregen dienen te worden aangemerkt en als zodanig dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Volgens de raadsvrouw was er geen sprake van een redelijk vermoeden dat er wapens of munitie in de woning lagen. Subsidiair heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten in zaak I omdat de verdachte zich niet bewust zou zijn geweest van de aanwezigheid van wapens en munitie in zijn woning. Met betrekking tot het ten laste gelegde in zaak II heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Rechtmatigheid van het bewijs
Ingevolge artikel 49 van de Wet wapen en munitie kunnen opsporingsambtenaren te allen tijde op plaatsen waar zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat wapens of munitie aanwezig zijn, ter inbeslagneming doorzoeking doen. Deze bevoegdheid is de ruimst bemeten doorzoekingsbevoegdheid in het Nederlandse strafprocesrecht en kan ook worden aangewend in gevallen waarin nog geen sprake is van een concrete verdenking in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering.
Op grond van het dossier stelt de rechtbank vast dat op 20 december 2023 door [naam 1] een melding is gedaan bij de politie. Haar zoon, [naam 2] , zou haar verteld hebben dat er in het huis van de verdachte onder de wasmachine in een gat in het laminaat een automatisch vuurwapen lag. Uit onderzoek van de politie dat volgde op de melding bleek dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vuurwapenbezit.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van deze melding, waarin concrete feiten en omstandigheden worden benoemd over een vuurwapen, in combinatie met de antecedenten van de verdachte, redelijkerwijs kon worden vermoed dat er in de woning van de verdachte een vuurwapen lag. Dat tijdens de doorzoeking is gebleken dat de verdachte geen wasmachine had en de door [naam 1] genoemde locatie van het vuurwapen niet klopte, zoals de verdediging naar voren heeft gebracht, doet aan het voorgaande niet af. Gelet op het voorgaande is de doorzoeking rechtmatig en daarmee ook het daaruit verkregen bewijs.
3.3.2.
Zaak I, feiten 1 en 2
Onder 1 en 2 in zaak I is ten laste gelegd dat de verdachte een automatisch machinepistool en daarbij behorende munitie voorhanden heeft gehad.
Voor bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat komt vast te staan dat de verdachte een wapen of munitie
bewustaanwezig heeft gehad. Voldoende is dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of tot de exacte locatie van dat wapen. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad (HR 24 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:757).
De rechtbank stelt vast dat op 22 december 2023 in de woning van de verdachte een automatisch vuurwapen met tien stuks bijbehorende munitie zijn aangetroffen. Het wapen en de munitie lagen onder een keukenblok achter de plint in een rode plastic zak. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet wist dat dit wapen en de munitie hier lagen. Hij heeft het vermoeden dat de plastic zak daar mogelijk, terwijl hij niet in de woning was, is neergelegd door zijn beste vriend, [naam 2] . [naam 2] beschikte over een sleutel van de woning van de verdachte en had zijn vader bedreigd met een vuurwapen, aldus de verdachte.
De rechtbank kan niet met zekerheid vaststellen dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen en de munitie in zijn woning. Daartoe is in de eerste plaats van belang dat het wapen en de munitie uit het zicht lagen, namelijk verstopt achter een plint. Verder is van belang dat de verdachte een concreet alternatief scenario heeft geschetst, namelijk dat het wapen en de munitie daar zijn neergelegd door [naam 2] . Dat scenario vindt enige steun in het dossier. Volgens de eerder genoemde melding van [naam 1] zou [naam 2] namelijk hebben gedreigd dat zijn vader ‘de kogels krijgt’ en zou [naam 1] een filmpje van [naam 2] hebben ontvangen waarin een persoon van wie [naam 1] denkt dat het [naam 2] is, in een kelder of garagebox met een vuurwapen schiet op een schietschijf. Weliswaar heeft [naam 1] ook gemeld dat er een automatisch wapen in de woning van de verdachte lag, maar dat zou zij hebben gehoord van [naam 2] , en uit de melding blijkt niet dat dat wapen van de verdachte was of dat hij daarvan weet had. Naar het oordeel van de rechtbank doet zich hier dan ook niet het geval voor dat het niet anders kan dan dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen en de munitie.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het in zaak I onder 1 en 2 ten laste gelegde.
3.3.3.
Zaak I, feit 4
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de verdediging – niet bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 4 ten laste gelegde, te weten het opzettelijk voorhanden hebben van een stroomstootwapen. Het stroomstootwapen is aangetroffen in een koffer in de CV-ruimte in de woning van de verdachte. De verdachte heeft verklaard dat deze koffer van zijn ex-vriendin was, dat hij de koffer voor haar heeft opgehaald bij het Leger des Heils terwijl zij in detentie zat en dat hij niet in de koffer heeft gekeken. De verklaring van de verdachte wordt ondersteund door de bevindingen van de politie dat er dameskleding en make-up in de koffer zaten. Gelet hierop acht de rechtbank aannemelijk dat de koffer niet van de verdachte was zodat niet is komen vast te staan dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het stroomstootwapen. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het in zaak I onder 4 ten laste gelegde.
3.3.4.
Zaak I, feit 3
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal van het dossier 30CITYGO, van de politie eenheid Den Haag, district Zuid, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 115).
1. Het proces-verbaal van doorzoeking, opgemaakt op 24 december 2023, voor zover inhoudende (p. 57-58):
Op de [adres] woont [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] . De woning werd betreden op vrijdag 22 december 2023.
Navolgende goederen werden aangetroffen tijdens de doorzoeking:
Slaapkamer (kamer 5)
In kamer 5 werd een verborgen mes gevonden dat vermoedelijk als sleutelhanger gebruikt kan worden. Dit mes lag onder het bed.
2. Het proces-verbaal van onderzoek wapen, opgemaakt op 24 december 2023, voor zover inhoudende (p. 24-25):
Op vrijdag 22 december 2023 te 15:50 uur zijn bij [verdachte] goederen
inbeslaggenomen. Na onderzoek van deze goederen is het volgende naar voren gekomen:
Wapenomschrijving 1:
Goednummer : PL1500-2023398488-3067503
Categorie omschrijving : Wapens/munitie/springstof
Object : Steekwapen (Blank Wapen)
Kleur : Goudkleurig
Inhoud/specificatie: : Sleutelhanger met een draaidop waaronder zich een mes bevindt
Ik zag dat het een messing cilindrisch voorwerp betrof met aan het ene uiteinde een sleutelring en er zodoende uitzag als een reguliere sleutelhanger. Ik zag dat het voorwerp bestond uit twee delen die middels schroefdraad aan elkaar waren bevestigd. Ik zag dat, wanneer deze delen uit elkaar worden geschroefd een van de delen is voorzien van een klein mes. Ik zag dat het voorwerp in zijn geheel circa 4 centimeter lang was en circa 9 millimeter in doorsnede. Ik zag dat het mesje ongeveer 1,5 centimeter lang was met een snijkant van ongeveer 1 centimeter.
Het is een geheim blank wapen zoals genoemd in artikel 2 lid 1 categorie I sub 4 van de Wet wapens en munitie.
3.3.5.
Zaak II
De rechtbank zal voor dit feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, Sv volstaan. De verdachte heeft dit bewezen te verklaren feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Hieronder wordt verwezen naar het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023398699, van de politie eenheid Den Haag, district Centrum, Bijzonder Strafrecht & Milieu, met bijlagen.
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 23 april 2024.
2. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam 3] , materiedeskundige Bijzonder Strafrecht & Milieu, opgemaakt op 8 maart 2024 (digitale p. 2-5).
3. Het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, inclusief bijlagen, opgemaakt op 6 februari 2024 (digitale p. 10-31).
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
zaak I
3
hij op 22 december 2023 te 's-Gravenhage, een wapen van categorie I onder 4°, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, te weten een sleutelhangermes, voorhanden heeft gehad;
zaak II
hij op 22 december 2023, te ’s-Gravenhage, opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten knalvuurwerk (Cobra 6 en Lupo P1 en Powerfull Bulldog), voorhanden heeft gehad in een woning en schuur, gelegen aan de [adres] te ’ [plaats 2] .

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw betoogd dat de verdachte met betrekking tot het in zaak I onder 3 bewezen verklaarde feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat sprake is van afwezigheid van alle schuld. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verdachte het mes als cadeau had ontvangen en hij niet wist dat het strafbaar was. De schenker wist dit evenmin en heeft het mes bij AliExpress gekocht waar het stond omschreven als briefopener.
5.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geacht wordt ermee bekend te zijn dat het bezit van het mes in strijd is met de wet, waardoor hij strafbaar is.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
Kennelijk is door de raadsvrouw bedoeld te betogen dat de verdachte heeft gedwaald over of het voorhanden hebben van het mes is toegestaan. Als uitgangspunt heeft te gelden dat een ieder wordt geacht de wet te kennen. Voor zover de verdachte ervan uit is gegaan dat een via een (internationale) webshop als briefopener verkocht wapen niet onder de Nederlandse strafwet zou vallen, zonder zich daarover nader te informeren, kan dit geen geslaagd beroep op rechtsdwaling opleveren. De rechtbank verwerpt het beroep op afwezigheid van alle schuld.
De verdachte is strafbaar, omdat er ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd door de verdachte in voorlopige hechteis doorgebracht en met een voorwaardelijk strafdeel waaraan bijzondere voorwaarden zijn verbonden, zoals die reeds zijn gesteld in de zaak met parketnummer 09/005972-22. De raadsvrouw heeft verzocht het over de verdachte opgestelde reclasseringsrapport buiten beschouwing te laten, omdat het tot stand is gekomen zonder dat met de verdachte is gesproken. Bovendien heeft de reclassering ten onrechte geen informatie ingewonnen bij de re-integratieofficier van de gemeente Den Haag die de verdachte de afgelopen maanden in een vrijwillig kader heeft begeleid.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zo’n 1.000 stuks zwaar knalvuurwerk voorhanden gehad in zijn woning en schuur, midden in dichtbevolkte woonwijk. De gevaarzetting als gevolg daarvan was immens. Als dit vuurwerk onverhoeds tot ontploffing zou zijn gekomen, zou dit verwoestende effecten hebben gehad voor de omgeving. Zo lagen in de schuur van de verdachte 450 stuks Cobra 6. De kracht van dit type vuurwerk wordt wel vergeleken met die van een handgranaat. Juist met dit type vuurwerk worden tegenwoordig met regelmaat aanslagen gepleegd, met aanzienlijke materiële schade tot gevolg.
Daarnaast heeft de verdachte een verboden sleutelhangermes voorhanden gehad in zijn woning.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 maart 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte op 15 april 2022 is veroordeeld voor bedreiging en verboden wapenbezit tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. De verdachte liep ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten in de proeftijd die aan deze veroordeling was verboden. Kennelijk heeft dit hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De reclassering heeft op 15 maart 2024 gerapporteerd over de verdachte. Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding om het reclasseringsadvies buiten beschouwing te laten. Weliswaar heeft de reclassering niet met de verdachte gesproken, maar de verdachte heeft ter terechtzitting zijn visie op het advies kunnen geven en zijn persoonlijke omstandigheden nader kunnen toelichten. Daarnaast heeft de rechtbank kennis kunnen nemen van een door de raadsvrouw overgelegde brief van de re-integratieofficier van de gemeente die de verdachte heeft begeleid.
De reclassering concludeert, op grond van het verloop van het toezicht verbonden aan de veroordeling van 15 april 2022, dat het niet mogelijk is gebleken om de verdachte te behandelen. Het lijkt de verdachte te ontbreken aan een duidelijke motivatie voor gedragsverandering en het aangaan van een hulpverlenerstraject. De reclassering ziet bij de verdachte een berekenende, zelfbepalende en pro-criminele houding. Hoewel de verdachte de meeste afspraken is nagekomen, heeft hij slechts beperkt geprofiteerd van de interventies. Zo is hij aangemeld voor een ambulant behandeltraject, maar is geen inhoudelijk traject van de grond gekomen omdat hij geen behandeldoelen had. Het recidiverisico wordt ingeschat op gemiddeld en is niet te beperken met interventies. De reclassering adviseert om geen bijzondere voorwaarden te stellen.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde vuurwerkbezit kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan gevangenisstraf. De rechtbank heeft acht geslagen op de richtlijnen van het openbaar ministerie voor het bezit van vuurwerk. Daarin is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden als uitgangspunt vermeld voor het voorhanden hebben van 200 stuks professioneel vuurwerk in de categorie F4 (zwaar knalvuurwerk). In dit geval gaat het om 451 stuks van dergelijk knalvuurwerk. Daarbij komt nog 494 stuks professioneel vuurwerk in de categorie F3, hetgeen neerkomt op een totaal brutogewicht van 32 kilogram aan professioneel vuurwerk dat de verdachte in daarvoor niet geschikte verpakkingen en ruimten had opgeborgen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding, in aanmerking genomen dat de verdachte al in een proeftijd liep en onvoldoende heeft weten te profiteren van de hem door de reclassering geboden interventies.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De in beslag genomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het vuurwapen, de munitie, het mes en het vuurwerk verbeurd dienen te worden verklaard. Het stroomstootwapen dient te worden onttrokken aan het verkeer.
7.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het vuurwapen, de munitie, het mes, het stroomstootwapen en het vuurwerk onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar aanzien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, terwijl voor het vuurwerk en het mes geldt dat met betrekking tot deze voorwerpen een bewezen verklaard strafbaar feit is begaan, en voor het vuurwapen, de munitie en het stroomstootwapen geldt dat deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 6 februari 2024 gevorderd dat de onder parketnummer 09/005972-22 bij vonnis van deze rechtbank van 15 april 2022 voorwaardelijk opgelegde twaalf maanden gevangenisstraf ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarde.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de vordering af te wijzen, in geval de verdachte wordt vrijgesproken van het vuurwapenbezit.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf toewijzen, omdat is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft zich immers voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare feiten. De rechtbank ziet geen redenen om anders te beslissen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36 b, 36c, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 13 en 55 van de Wet wapens en munitie;
- 1 a, 2 en 6 van de Wet op economische delicten;
- 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer;
- 1.2.2. en 2.1.4 van het Vuurwerkbesluit.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 09/340686-23 onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 09/340686-23 onder 3 en onder parketnummer 83/080848-24 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4. bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
onder parketnummer 09/340686-23, onder 3:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
onder parketnummer 83/080848-24:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1. van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
24 (VIERENTWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart onttrokken aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
het automatische vuurwapen (merk CZ, type/model VZ61, kaliber 7.65 mm);
de munitie (10 scherpe patronen van het kaliber 7.65);
het sleutelhangermes;
het stroomstootwapen (type Poison God FT 1298 Self-Defense);
het vuurwerk (450 stuks Cobra 6, één stuk Lupo P1, 494 stuks Powerfull Bulldog);
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Den Haag van 15 april 2022 onder parketnummer 09/005972-22, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.L.E. Bakels, voorzitter,
mr. B.W. Mulder, rechter,
mr. M. Peters, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.E.M. Lucas, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 mei 2024.