ECLI:NL:RBDHA:2024:6847

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
C/09/660062 / FA RK 24-396
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot adoptie van meerderjarige op basis van minderjarigheidsvereiste

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot adoptie van een meerderjarige. Het verzoeker, die de rol van vader vervult, wilde de meerderjarige [naam] adopteren, maar de rechtbank oordeelde dat het verzoek moest worden afgewezen omdat [naam] ten tijde van de indiening van het verzoek al meerderjarig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat het minderjarigheidsvereiste terzijde werd geschoven. Verzoeker had aangevoerd dat de adoptie emotioneel belangrijk was voor hem, [naam] en de moeder, en dat er een hechte band tussen hen bestond. Echter, de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden niet uitzonderlijk genoeg waren om af te wijken van de wettelijke vereisten voor adoptie. De rechtbank benadrukte dat het recht op adoptie niet is beschermd onder artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van het verzoek tot adoptie geen inbreuk maakte op het gezinsleven van verzoeker en [naam]. De rechtbank wees het verzoek tot adoptie af, waarbij de emotionele band tussen verzoeker en [naam] niet voldoende was om de wettelijke vereisten te omzeilen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-396
Zaaknummer: C/09/660062
Datum beschikking: 28 maart 2024

Adoptie

Beschikking op het op 2 januari 2024 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker] ,

verzoeker,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. I.J. Pieters te Leiden.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[naam] ,

hierna: [naam] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: -,

[vader] ,

de vader,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
advocaat: -,

[moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: -.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- de brief van verzoeker, ingekomen op 28 februari 2024, met bijlagen.
Op 29 februari 2024 is de zaak op de zitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoeker, zijn advocaat, [naam] en de moeder.
De vader is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet verschenen.

Verzoek

Het verzoek strekt tot:
-adoptie door verzoeker van de meerderjarige [naam] , geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] , Roemenië;
-vaststelling van de geslachtsnaam van [naam] als “ [ geslachtsnaam 1] ”;
-het gelasten van de ambtenaar om de geboortegegevens van [naam] en de adoptie in te schrijven in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage, voor zover dit niet reeds uit de wet voortvloeit;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

Feiten

  • Uit het huwelijk tussen de moeder en de vader is [naam] op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] , Roemenië, geboren. [naam] is op dit moment 24 jaar.
  • Het huwelijk tussen de moeder en de vader is in 2004 ontbonden.
  • [naam] woont sinds [dag] 2010 bij de moeder en verzoeker.
  • [naam] heeft sinds 2010 niet dan wel nauwelijks contact met haar vader gehad.
  • Uit de uittreksels van de Basisregistratie Personen blijkt dat verzoeker, de moeder en [naam] in ieder geval de Nederlandse nationaliteit hebben.

Beoordeling

De adoptie
De rechtbank moet beoordelen of is voldaan aan de gronden en voorwaarden voor adoptie als bepaald in de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Een van de voorwaarden, vermeld in artikel 1:228 eerste lid aanhef en onder a BW, is dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is.
De rechtbank stelt vast dat [naam] ten tijde van het verzoek ouder dan 18 jaar is. Er is daarom niet voldaan aan voornoemd vereiste van minderjarigheid, waardoor het verzoek tot adoptie in beginsel om die reden moet worden afgewezen.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat bijzondere omstandigheden aanwezig zijn die terzijde stelling van de bepaling omtrent het vereiste van minderjarigheid rechtvaardigt. Hij verwijst hierbij kort gezegd naar de jurisprudentie op dit gebied en de daarin opgenomen bijzondere omstandigheden die hebben geleid tot een adoptie bij meerderjarigheid. Volgens verzoeker komen veel vermelde omstandigheden overeen met de situatie tussen hem en [naam] .
De rechtbank stelt voorop dat zij begrijpt en dat invoelbaar is dat de adoptie uit emotioneel oogpunt belangrijk is voor [naam] , verzoeker en de moeder. Uit het feit dat verzoeker de moeite heeft genomen om het verzoek tot adoptie in te dienen, de inhoud van het verzoekschrift en – zoals op de zitting ook bleek – hun onderlinge verstandhouding en contact, volgt de hechte band tussen verzoeker en [naam] . Dit is evenwel niet de afweging die de rechtbank moet maken. Zij moet beoordelen of het vereiste van minderjarigheid ten tijde van de indiening van het verzoek tot adoptie terzijde kan worden geschoven.
Het vereiste van minderjarigheid ten tijde van de indiening van het verzoek tot adoptie kan terzijde worden geschoven indien een weigering om adoptie toe te staan een ongeoorloofde inmenging in het gezins- of familieleven of privéleven van verzoeker en de kinderen oplevert, als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).
Volgens vaste jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens is het recht op adoptie niet één van de door het EVRM beschermde rechten (zie onder meer EHRM 26 februari 2002, NJ 2002, 553; E.B. t. Frankrijk). Dat een feitelijk gezinsverband niet wordt omgezet in een juridisch gezinsverband is op zichzelf niet in strijd met artikel 8 EVRM. Het enkele feit dat adoptie niet mogelijk is wanneer niet wordt voldaan aan de in de nationale wetgeving vastgestelde voorwaarden, kan daarom in beginsel niet worden aangemerkt als een ongeoorloofde inbreuk op het recht op family life.
Ook de Hoge Raad heeft beslist dat aan artikel 8 EVRM weliswaar het recht op bescherming van family life tussen de ouders en een door hen geadopteerd kind kan worden ontleend, maar niet het recht om een kind te adopteren zonder dat wordt voldaan aan de eisen voor adoptie volgens de nationale wet (zie Hoge Raad 30 juni 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6339).
Het weigeren van een adoptie kan onder zeer bijzondere omstandigheden desondanks zo’n inbreuk maken op het bestaande gezinsleven dat toch voorbij kan worden gegaan aan het minderjarigheidsvereiste van artikel 1:228 eerste lid aanhef en onder a BW. Het gaat dan om uitzonderlijke gevallen, waarin de weigering van de adoptie vanwege enkel de meerderjarigheid bij de indiening van het verzoek een ongeoorloofde inbreuk op het door artikel 8 EVRM beschermde gezins- en familieleven met zich mee zou brengen (vgl. de conclusie van A-G Vlas ECLI:NL:PHR:2013:BY5053 bij HR 25 januari 2013 ECLI:NL:HR:2013:BY5063). Een tweede aspect dat van belang is, is of de termijnoverschrijding met betrekking tot het verzoek verschoonbaar is. De staat maakt immers geen ongerechtvaardigde inbreuk op het familieleven als burgers zonder goede reden eindeloos wachten met het indienen van een verzoekschrift.
Bijzondere omstandigheden?
De rechtbank komt op basis van de stukken en de verklaringen op de zitting tot het oordeel dat in dit geval geen sprake is van dergelijke zeer bijzondere omstandigheden en overweegt daartoe het volgende.
Gebleken is dat verzoeker en [naam] een bijzondere band hebben. Verzoeker, de moeder en [naam] wonen sinds 2010 in gezinsverband. Vanaf dat moment heeft verzoeker gezamenlijk met de moeder de zorg en opvoeding van [naam] op zich genomen. Hij heeft de vaderrol vervuld en dat doet verzoeker nog steeds. [naam] ziet verzoeker als haar vader.
De rechtbank begrijpt vanuit deze feiten en omstandigheden de wens tot adoptie. De hechte gezinsband tussen verzoeker en [naam] leidt is naar het oordeel van de rechtbank echter niet aan te merken als een zodanige bijzondere omstandigheid die meebrengt dat er een uitzondering op het minderjarigheidsvereiste bij adoptie kan worden gemaakt. Dat [naam] met verzoeker een veel hechtere band heeft dan met haar vader is in deze tijd – waarin stiefouders en samengestelde gezinnen steeds vaker voorkomen – niet uitzonderlijk. Naar het oordeel van de rechtbank vormt die hechte band daarom geen bijzondere omstandigheid die maakt dat er sprake is van een ongeoorloofde inbreuk op het door artikel 8 EVRM beschermde gezins- en familieleven. [naam] had en heeft nog steeds een gezinsleven met verzoeker en haar moeder. Een afwijzing van de adoptie verandert niets aan deze feitelijke situatie. Dat deze band niet juridisch wordt vertaald in een adoptie levert ook geen schending op van dat gezinsleven.
Verzoeker heeft nog aangevoerd dat er aan de zijde van [naam] en de moeder traumatische omstandigheden zijn. [naam] heeft last van haar achternaam “ [geslachtsnaam 2] ”. Het feit dat zij nog in familierechtelijke betrekking staat tot haar vader voelt zij als een last op haar schouders.
Op zitting heeft [naam] aangegeven dat zij door een adoptie psychologisch gezien een en ander naast haar neer kan leggen en kan afsluiten. De rechtbank kan, op basis van de overlegde stukken en hetgeen op de zitting is besproken, niet tot de conclusie komen dat de gestelde traumatische omstandigheden van [naam] en haar moeder, hoe naar deze ook voor hen kunnen zijn, een dusdanige bijzondere omstandigheid vormen dat weigering van de adoptie een inbreuk maakt op het bestaande gezins- en familieleven van verzoeker, [naam] en haar moeder. De gestelde traumatische omstandigheden zijn niet nader geconcretiseerd en onderbouwd. Ook is niet onderbouwd dat [naam] daar in haar ontwikkeling en in haar dagelijkse leven nadeel van ondervindt en dat zij in haar ontwikkeling wordt belemmerd. Uit de verklaringen op zitting is juist gebleken dat het goed gaat met haar.
Voor wat betreft de gestelde last van de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam 2] ” geeft de rechtbank [naam] mee dat zij zich voor een wijziging van haar geslachtsnaam kan wenden tot Justis.
Op zitting is nog aangegeven dat er angst is dat de vader in de toekomst volgens Roemeense regelgeving bij [naam] kan aankloppen voor financiële ondersteuning, maar ook voor bijvoorbeeld feitelijke verzorging door [naam] van haar vader. Hoewel dit begrijpelijke zorgen zijn, zijn dit geen zodanige bijzondere omstandigheden die een inbreuk zijn op het gezinsleven van verzoeker en [naam] .
De rechtbank stelt dan ook vast dat niet is gebleken van zeer bijzondere omstandigheden waardoor in het licht van artikel 8 EVRM kan worden voorbij gegaan aan het feit dat [naam] ten tijde van het verzoek tot adoptie al meerderjarig was.
Verschoonbaarheid termijnoverschrijding?
Verzoeker heeft nog aangegeven dat de moeder en hij tijdens de minderjarigheid van [naam] wel aan de mogelijkheden van een adoptie hebben gedacht. Zij hebben hier – na verkregen advies – van afgezien, omdat zij dachten dat dit niet mogelijk was. Dit omdat hiervoor de toestemming van de vader nodig zou zijn geweest. Reeds om deze reden is de termijnoverschrijding van het huidige verzoek tot adoptie niet verschoonbaar.
Het verzoek tot adoptie zal dan ook worden afgewezen.
De rechtbank hecht eraan te benadrukken dat deze voor [naam] , verzoeker en de moeder teleurstellende uitkomst niets afdoet aan de speciale band die zij met elkaar hebben, die zij ook op de zitting duidelijk naar voren hebben gebracht.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.C. Olland, W.G. de Boer en K.M. Crooij-Heins, kinderrechters, bijgestaan door mr. M.T.E. Krijger-van Huut als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2024.