ECLI:NL:RBDHA:2024:6836

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
NL24.4612
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Somaliër op basis van geboortedatum en geloofwaardigheid van verklaringen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die stelt Somalische nationaliteit te hebben en geboren te zijn op een bepaalde datum, heeft op 2 augustus 2021 een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag werd op 12 januari 2024 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 4 april 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht de geboortedatum van eiser, zoals geregistreerd in Zweden, niet geloofwaardig achtte. Eiser had problemen met zijn oom van moederszijde, die hem zou willen rekruteren voor een organisatie, maar de rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vrees. De rechtbank stelt dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht uitgaan van de Zweedse registratie, die gebaseerd was op een medisch onderzoek. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat deze registratie onzorgvuldig tot stand is gekomen.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als ongegrond heeft afgewezen. Eiser moet terugkeren naar Somalië en krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.4612

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. P.R. van de Water),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Somalische nationaliteit te hebben. Hij heeft op 2 augustus 2021 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 12 januari 2024 (het bestreden besluit) afgewezen als ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, A.H. Hassan als tolk (telefonisch) en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Hieruit volgt dat het beroep ongegrond is en het bestreden besluit in stand kan blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij in Somalië te vrezen heeft voor een oom van moederszijde, omdat hij hem wil rekruteren als tolk Arabisch voor [naam organisatie] . Daarnaast heeft deze oom een conflict met de moeder van eiser, vanwege een stuk grond dat zij geërfd heeft. Eisers oom van vaderszijde, waar eiser verbleef voor zijn vlucht, en eisers vader zijn bovendien na de vlucht van eiser uit Somalië door de oom van moederszijde vermoord. Eiser vreest bij terugkeer te worden vermoord door [naam organisatie] of de oom van moederszijde.
3. Verweerder heeft de door eiser opgegeven geboortedatum niet geloofwaardig geacht, omdat eiser in Zweden op basis van een medisch onderzoek is geregistreerd met de geboortedatum [geboortedatum] . Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder van deze Zweedse registratie uitgaan, ondanks dat bij de schouw zowel door de AVIM [1] en de IND [2] geconcludeerd is dat eiser evident minderjarig is. Daarnaast zijn de problemen met de oom van moederskant niet geloofwaardig geacht. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser vaag en summier heeft verklaard over (de werkzaamheden van) de oom van vaderskant en over het ontstaan van het conflict over de geërfde grond. Eiser heeft bovendien geen navraag gedaan bij de oom van vaderskant of de oom van moederskant, zoals hij had aangekondigd, daadwerkelijk is teruggekomen om eiser te rekruteren de dag nadat eiser is gevlucht. Tot slot heeft eiser onlogisch verklaard over de moord op zijn oom van vaderszijde.
4. Eiser meent dat verweerder niet met een beroep op het interstatelijk vertrouwensbeginsel de Zweedse leeftijdsbepaling heeft kunnen/mogen overnemen. Eiser voert aan dat hij consistent heeft verklaard over zijn geboortedatum en dat onduidelijk is op basis waarvan de in Zweden vastgestelde geboortedatum precies tot stand is gekomen. Bovendien is het Zweedse onderzoek niet concludent en is er een foutmarge. Verweerder kan daarnaast niet voorbijgaan aan de conclusies van de schouwen dat eiser evident minderjarig is en is ten onrechte voorbijgegaan aan de geboorteakte waarin de door eiser gestelde geboortedatum is genoemd. Bovendien is eiser eerder in Griekenland geregistreerd met een andere geboortedatum dan die waarvan verweerder nu uitgaat. Het is daarom onvoldoende gemotiveerd waarom van de Zweedse registratie is uitgegaan. Daarnaast voert eiser aan dat niet van hem verwacht kan worden dat hij meer kan verklaren over de werkzaamheden van zijn oom van vaderszijde en over het conflict over de geërfde grond. Hij was namelijk heel jong toen dit conflict begon en was daarbij niet betrokken. Ook heeft eiser niet onlogisch verklaard over de moord op zijn oom van vaderskant. Hij heeft immers verklaard te hebben gehoord dat de reden voor de moord is dat hij eiser heeft geholpen te vluchten. Bovendien was het enkele feit dat de oom van moederskant is verbonden aan [naam organisatie] reeds voldoende aanleiding om te vluchten, zonder eerst navraag te doen of deze oom nog is teruggekomen om eiser daadwerkelijk te rekruteren.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder is niet ten onrechte uitgegaan van de leeftijdsregistratie in Zweden. Die leeftijdsregistratie is gebaseerd op een medisch onderzoek waaruit is geconcludeerd dat van de meerderjarigheid van eiser kan worden uitgegaan. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht verweerder ervan uitgaan dat deze registratie zorgvuldig tot stand is gekomen. Uit die registratie blijkt van een grote mate van waarschijnlijkheid dat eiser ten tijde van het onderzoek ouder was dan 18 jaar. De door eiser gestelde tegenstrijdigheid is veroorzaakt door een kennelijk foutieve vertaling van het onderzoek en de stelling dat het onderzoek niet concludent is, is daarom onjuist. Eiser heeft weliswaar in de gehoren steeds concludent verklaard over zijn leeftijd, maar heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het leeftijdsonderzoek onzorgvuldig is geweest. Omdat die registratie tot stand is gekomen op basis van een medisch leeftijdsonderzoek mocht verweerder bovendien daarvan uitgaan, in plaats van de (overigens eveneens meerderjarige) registratie in Griekenland en kon verweerder voorbijgaan aan de leeftijdsschouw. [3] De door eiser overgelegde geboorteakte is geen identificerend document en de echtheid van het document kon niet worden vastgesteld door Bureau Documenten. Eiser heeft hier zijn gestelde geboortedatum dan ook onvoldoende mee kunnen onderbouwen.
Verweerder heeft de problemen van eiser met de oom van moederszijde niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Hoewel eiser niet bij (het ontstaan van) het conflict over de geërfde grond betrokken was, mocht van hem worden verwacht dat hij hierover uitgebreider kan verklaren en meer informatie had gevraagd van zijn oom van vaderszijde. Daarnaast mocht van eiser verwacht worden dat hij navraag had gedaan of de oom van moederskant inderdaad is teruggekomen om naar eiser te vragen, om vast te stellen dat deze oom daadwerkelijk een bedreiging is. De enkele verklaring van eiser dat hij heeft gehoord dat deze oom betrokken is bij [naam organisatie] heeft verweerder onvoldoende mogen vinden om de vrees aannemelijk te maken. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser onlogisch heeft verklaard over de moord op zijn oom van vaderszijde. Hierbij is van belang dat bij de benadering van eiser in het huis van zijn oom van vaderskant geen bedreigingen zijn geuit, ook niet richting de oom van vaderskant. De oom van moederszijde heeft daarnaast niet geprobeerd (telefonisch) contact op te nemen met eiser nadat eiser was vertrokken. Dat eiser beperkt wordt in het verkrijgen van informatie omdat hij hiervoor afhankelijk is van anderen nu hij ten tijde van die moord niet meer in Somalië verbleef, leidt niet tot een ander oordeel. Er wordt namelijk niet tegengeworpen dat hij onvoldoende kan verklaren over de reden van de moord op zijn oom, maar dat hij hierover onlogisch heeft verklaard.

Conclusie en gevolgen

6. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en eiser moet terugkeren naar Somalië. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
2.Immigratie- en naturalisatiedienst.
3.Dit volgt ook uit WI 2023/6 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3147.