ECLI:NL:RBDHA:2024:6833

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
NL24.13571
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder Dublinverordening met betrekking tot psychische problemen van eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, afkomstig uit Sierra Leone, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Kroatië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser had eerder in Kroatië een verzoek om internationale bescherming ingediend en de autoriteiten van Kroatië hadden het verzoek om terugname geaccepteerd. Eiser voerde aan dat zijn psychische problemen, die hij had opgelopen door ervaringen in zowel Sierra Leone als Kroatië, onvoldoende waren meegewogen door de staatssecretaris. Hij stelde dat hij kwetsbaar was en dat er risico's waren op schending van zijn rechten bij een overdracht naar Kroatië.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom hij geen gebruik had gemaakt van zijn discretionaire bevoegdheid om de aanvraag in Nederland te behandelen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris alle relevante persoonlijke omstandigheden van eiser had betrokken in zijn afweging. Eiser had niet voldoende onderbouwd dat zijn psychische klachten zodanig ernstig waren dat Nederland de meest aangewezen plek was voor behandeling. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen aanknopingspunten waren dat Kroatië zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en dat de medische voorzieningen in Kroatië vergelijkbaar zijn met die in Nederland. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand bleef.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.13571

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

v-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. N. Wouters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar ).

Procesverloop

Bij besluit van 27 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen P. Oronsaye. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 8 oktober 2023 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Volgens verweerder zijn de autoriteiten van Kroatië verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiser op 27 september 2023 in Kroatië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Verweerder heeft daarom op 14 november 2023 een verzoek om terugname gedaan op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening. [2] Op 27 november 2023 hebben de autoriteiten van Kroatië dit verzoek geaccepteerd, op grond van artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening.
3. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van zijn discretionaire bevoegdheid om de asielaanvraag in Nederland te behandelen als bedoeld in artikel 17 van de Dublinverordening, op grond van eisers bijzondere individuele omstandigheden. Volgens eiser heeft verweerder ten onrechte geen acht geslagen op het aanmeldgehoor en de correcties en aanvullingen waarin eiser verklaart over de mensonterende gebeurtenissen die hij in Kroatië heeft meegemaakt. De verklaringen van eiser over die gebeurtenissen worden in het bestreden besluit niet betwist, maar ook niet kenbaar betrokken bij de beoordeling van eisers aanvraag. Verweerder heeft derhalve onvoldoende onderzoek gedaan naar een risico op schending van artikel 3 van het EVRM. [3] Eiser is afkomstig uit Sierra Leone. Hij heeft daar veel meegemaakt en daardoor psychische problemen opgelopen. Deze psychische problemen zijn vergroot door hetgeen eiser in Kroatië heeft meegemaakt. Eiser verwijst naar zijn schriftelijk relaas en medisch dossier waaruit blijkt dat hij op 4 april 2024 een afspraak bij de GGZ heeft gehad in verband met zijn psychische klachten. Onlangs is eiser overgeplaatst naar een opvanglocatie in Middelburg waardoor zijn psychologische behandeling vertraging heeft opgelopen. Eiser heeft bij de Kroatische autoriteiten geklaagd dat hetgeen de Kroatische autoriteiten met vluchtelingen doen niet volgens wet- en regelgeving is. De betreffende bewaking/politieagenten hadden hier echter geen boodschap aan. Ter zitting heeft eiser verwezen naar uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam en Utrecht. [4] Gezien de gebeurtenissen in Kroatië, in combinatie met de klachten die eiser heeft, meent eiser bovendien dat hij gezien moet worden als kwetsbaar in de zin van artikel 21 van de Opvangrichtlijn. Verweerder dient dan ook voorafgaand aan een overdracht aan Kroatië aanvullende individuele garanties te vragen aan de autoriteiten, zodat psychische gezondheidszorg gegarandeerd kan worden. Eiser verwijst naar de informatiebrief van Vluchtelingenwerk Nederland van 9 februari 2024 waaruit blijkt dat de leefomstandigheden voor vluchtelingen in Kroatië niet goed zijn. Daarnaast blijkt uit het AIDA [5] -rapport update 2022 dat de medische en psychische zorg in opvangcentra met name wordt verleend door [naam] en deze vanaf 22 mei 2023 tijdelijk de activiteiten heeft moeten stopzetten door een gebrek aan financiering. Uit het rapport blijkt niet dat die activiteiten zijn hervat. Ook bij een gereguleerde overdracht bestaat er dus een reëel risico dat eiser geen adequate medische zorg zal krijgen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming van eiser. Ook is niet in geschil dat verweerder in beginsel van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië mag uitgaan en dat Kroatië haar verdragsverplichtingen nakomt. De Afdeling [6] heeft in haar uitspraak van 13 september 2023 [7] bevestigd dat in het geval van Kroatië wordt uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit heeft de Afdeling nogmaals bevestigd bij haar uitspraken van 10 januari 2024 en 18 maart 2024. [8] Daarbij heeft de Afdeling overwogen dat er geen aanknopingspunten zijn dat Dublinclaimanten in Kroatië te maken hebben met pushbacks.
5. De bevoegdheid van verweerder om desondanks eisers asielaanvraag onverplicht in behandeling te nemen, is een bevoegdheid waarbij verweerder veel beslissingsruimte heeft. Dit betekent dat de rechtbank op dit punt terughoudend moet toetsen. De rechtbank kan, met andere woorden, alleen beoordelen of verweerder goed heeft uitgelegd waarom hij in dit geval niet van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dat heeft gedaan. Verweerder heeft namelijk alle door eiser benoemde persoonlijke omstandigheden in zijn afweging betrokken. Het gaat daarbij om eisers verklaringen dat hij in Kroatië is aangevallen door een beveiliger, gedwongen werd om vingerafdrukken af te geven, geen interview heeft gehad, enige tijd in een container is vastgehouden, gefouilleerd is door een vrouw en geen opvang heeft gehad. Verweerder heeft goed uitgelegd dat eiser zijn stellingen niet heeft onderbouwd en dat eiser zich had kunnen wenden tot de (hogere) autoriteiten om een klacht in te dienen. Verweerder stelt daarbij ook terecht dat eiser niet uit persoonlijke ervaringen kan putten over de kwaliteit van de asielprocedure en voorzieningen in Kroatië. Hij heeft immers in het gehoor verklaard dat hij na één dag is vertrokken uit Kroatië. In de door hem opgestelde schriftelijke verklaring, verklaart hij daarmee tegenstrijdig en noemt hij vier dagen in Kroatië te hebben verbleven en ter zitting spreekt hij, opnieuw tegenstrijdig, over zeven dagen. Wat hiervan ook zij, de vrees van eiser dat hij na overdracht in Kroatië geen toegang zal hebben tot de asielprocedure of elementaire voorzieningen, is dus niet gestoeld op zijn eigen ervaringen. Eiser heeft pas in zijn schriftelijk relaas verklaard over de door hem meegemaakte pushbacks. Voor zover eiser in Kroatië toch slachtoffer is geworden van een pushback, geldt dat niet is betwist dat verweerder nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië kan uitgaan. Verweerder had daarin dan ook geen reden hoeven zien om eisers aanvraag onverplicht in behandeling te nemen. Met het claimakkoord hebben de autoriteiten van Kroatië de terugname van eiser geaccepteerd. Eiser zal in het kader van de Dublinverordening gereguleerd worden overgedragen en eisers asielaanvraag zal in behandeling worden genomen met inachtneming van de Europese richtlijnen en internationale verplichtingen. Voor zover eiser stelt dat hij toch problemen ondervindt bij het verkrijgen van opvang, en andere voorzieningen, dient hij hierover te klagen bij de (hogere) Kroatische autoriteiten. Eiser heeft niet onderbouwd dat dit voor hem niet mogelijk of zinloos is. Het beroep van eiser op de uitspraak van zittingsplaats Amsterdam slaagt niet. De zaken zijn immers niet vergelijkbaar. In die zaak heeft verweerder bevestigd dat hij uitgaat van de gebeurtenissen zoals door de vreemdeling zijn gesteld. In de onderhavige zaak is dit niet het geval. Ook het beroep van eiser op de uitspraak van zittingsplaats Utrecht slaagt niet. Eiser heeft niet onderbouwd hoe de in die uitspraak geschetste situatie zich verhoudt tot zijn gestelde situatie in Kroatië.
7. Verweerder heeft ook de medische klachten van eiser in voldoende mate meegewogen in de beoordeling. Het is aan eiser om zijn medische klachten te onderbouwen, zodat verweerder deze kan meenemen in de beoordeling. Met een medisch dossier waarin een enkele afspraak bij de praktijkondersteuner GGZ staat en waarin staat vermeld dat eiser kampt met slaapproblemen, heeft eiser zijn psychische klachten echter niet voldoende onderbouwd en heeft hij onvoldoende aannemelijk gemaakt dat Nederland het meest aangewezen land is om zijn gestelde medische klachten te behandelen. Uit het medisch dossier volgt bij de vermelding op 3 november 2023 enkel dat de huisarts opmerkt dat eiser kampt met psychische symptomen/klachten. Ook blijkt daaruit dat eiser op 9 november 2023 is overgeplaatst naar het AZC in Middelburg. Vervolgens heeft eiser pas op 4 april 2024 een afspraak bij de praktijkondersteuner GGZ gehad. Niet gebleken is echter dat eiser zich in de tussenliggende periode met psychische problemen heeft gemeld. Uit dit medische stuk volgt dan ook niet dat sprake is van zodanig ernstige psychische problematiek dat verweerder op grond daarvan de inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag aan zich had moeten trekken. Eiser heeft hiermee ook niet aangetoond dat hij kwetsbaar is in de zin van artikel 21 van de Procedurerichtlijn. Daarnaast heeft verweerder zich ter zitting terecht op het standpunt gesteld dat uit verschillende bronnen blijkt dat de opschorting van de activiteiten door het [naam] slechts tijdelijk van aard is geweest en dat Dublinclaimanten na overdracht niet verstoken blijven van psychische hulpverlening. [9] Tot slot heeft verweerder terecht overwogen dat de medische voorzieningen van de Europese lidstaten in beginsel vergelijkbaar zijn, zodat eiser in Kroatië ook de eventueel nodige behandeling zal kunnen krijgen.
8. Verweerder heeft zich daarom in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen aanleiding is om de behandeling van eisers asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken. Verweerder heeft ook geen aanvullende garanties aan de Kroatische autoriteiten hoeven vragen.
9. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt om die reden ook geen vergoeding van zijn proceskosten. Het bestreden besluit blijft in stand.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde
publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Uitspraak van 8 maart 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:1337 en 11 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16558.
5.Asylum Information Database.
6.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
9.Input by civil society organisations to the Asylum Report 2024 (europa.eu), pagina 4, eerste alinea en Reception centers and other helpful services - UNHCR Croatia.