In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 6 mei 2024, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had een aanvraag ingediend op 30 september 2022, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had niet tijdig beslist. De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn, die op 30 december 2023 verstreken was, niet is nageleefd. Eiser heeft de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna meer dan twee weken zijn verstreken. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en legt een rechterlijke dwangsom op aan de staatssecretaris. De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit op de aanvraag van eiser moet nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris ook in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 437,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. L.J. van der Veen, griffier.