ECLI:NL:RBDHA:2024:6799

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
NL24.5231, NL24.5235, NL24.5239, NL24.5241, NL24.5233, NL24.5237
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van Palestijns gezin uit Syrië niet-ontvankelijk verklaard op grond van internationale bescherming in Spanje

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvragen van een Palestijns gezin uit Syrië. De eisers, die op 3 november 2023 asiel hebben aangevraagd in Nederland, zijn naar Spanje gereisd op basis van gezinshereniging. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat de eisers in Spanje internationale bescherming genieten. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers op 29 maart 2024 behandeld, waarbij zij werden bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd dat zij in Spanje geen opvang kunnen krijgen. De rechtbank baseerde haar oordeel op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat men ervan uit kan gaan dat Spanje zijn verplichtingen jegens asielzoekers nakomt. De rechtbank concludeerde dat de aanvragen terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard en dat de beroepen ongegrond zijn. De eisers krijgen geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: [zaaknr.'s]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam eiser 1] , geboren [geboortedatum 1] , [V-nr.]

[naam eiser 2], geboren, [geboortedatum 1] , [V-nr.]
mede namens hun minderjarige kinderen
[naam kind 1] (geboren [geboortedatum 1] , [V-nr.] ) en [naam kind 2] (geboren 29 juni 2017, V-294.085.2563)
[naam kind 3], geboren [geboortedatum 2] , [V-nr.]
[naam kind 4], geboren [geboortedatum 1] , [V-nr.]
[naam kind 5], geboren [geboortedatum 2] , [V-nr.]
[naam kind 6], geboren [geboortedatum 1] , [V-nr.] , eisers
(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 6 maart 2024 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers in de algemene asielprocedure niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
De rechtbank heeft de beroepen op 29 maart 2024 op zitting behandeld. Van de zijde van eisers hebben hieraan deelgenomen: Yasir Abdullah en Hajar Abdullah, de gemachtigde van eisers en T. Ayash, als tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers zijn een Palestijns gezin uit Syrië. Op 3 november 2023 hebben zij asielaanvragen ingediend in Nederland. Daarbij hebben zij verklaard dat het gezin op basis van gezinshereniging bij [naam] naar Spanje is gekomen op 23 oktober 2023 en dat zij toen geen opvang hebben gekregen. Zij hadden pas op 30 oktober 2023 een afspraak bij het Rode Kruis in Spanje. Eisers hebben toen een nacht op straat geslapen en zijn vervolgens met het vliegtuig naar Nederland gereisd.
2. Verweerder heeft de asielaanvragen niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid aanhef en onder a, van de Vw [1] , omdat eisers in Spanje internationale bescherming hebben. Eisers zijn opgedragen om zich onmiddellijk naar het grondgebied van Spanje te begeven. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat niet is gebleken van een sterkere band met Nederland. Evenmin zijn omstandigheden aannemelijk geworden om aan te nemen dat Spanje zijn verplichtingen tegenover eisers niet nakomt.
3. Eisers voeren hiertegen aan dat uit de door verweerder aangehaalde passages uit het AIDA-rapport [2] niet blijkt dat Spanje ten aanzien van gezinsherenigers opvang verstrekt. [naam] verbleef al niet meer in een asielzoekerscentrum, maar in een gehuurde kamer die diende als opvang voor minderjarigen. Als eisers dezelfde rechten zouden genieten als hij, dan volgt daaruit dat ze geen recht hebben op opvang voor asielzoekers. Uit het AIDA-rapport blijkt verder dat statushouders ernstige problemen ondervinden bij de zoektocht naar huisvesting en daardoor vaak dakloos raken. Het relaas van eisers past in dit beeld. Eisers hebben voldoende actie ondernomen om opvang te verkrijgen. Zij hebben zich gewend tot hun advocaat die hen meedeelde dat er in Spanje geen instantie is die ervoor zorgt dat zij opvang krijgen. Dit komt overeen met wat uit het AIDA-rapport blijkt. Eisers hadden een afspraak met het Rode Kruis maar van eisers mag niet worden verwacht dat zij gedurende een week op straat slapen in afwachting van een mogelijke opvangplek, zeker nu het ook zeer jonge kinderen betreft. Door het ontbreken van opvang en middelen van bestaan zullen eisers in Spanje in een mensonterende situatie komen. De Spaanse autoriteiten bieden eisers daartegen geen bescherming. Voor Ibrahim geldt dat hij niet de garantie heeft dat hij bij terugkeer nog opvang heeft. Verweerder had de Spaanse autoriteiten een garantie moeten vragen dat eisers worden opgevangen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder kan een aanvraag niet-ontvankelijk verklaren op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw, als een vreemdeling in een andere lidstaat van de Europese Unie internationale bescherming geniet. Artikel 3.106a, tweede lid, van het Vb [3] bepaalt dat de aanvraag slechts niet-ontvankelijk wordt verklaard als de vreemdeling een zodanige band heeft met het betrokken derde land dat het voor hem redelijk zou zijn naar dat land te gaan. Bij de beoordeling daarvan worden op grond van het derde lid alle relevante feiten en omstandigheden betrokken, waaronder de aard, duur en omstandigheden van het eerdere verblijf.
5. Het is niet in geschil dat eisers sinds 16 mei 2023 internationale bescherming in Spanje hebben. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling [4] dat alleen al om die reden is voldaan aan het bepaalde in artikel 3.106a, tweede lid, van het Vb. [5]
6. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder ervan uitgaan dat Spanje zijn verplichtingen zal nakomen jegens personen die internationale bescherming in Spanje genieten. Het is aan eisers om het tegendeel aannemelijk te maken.
7. Uit het AIDA-rapport, pagina 159, volgt dat het proces om opvang in Spanje te verkrijgen uit drie fases bestaat en beschikbaar is voor asielzoekers, ook in het geval aan hen internationale bescherming of subsidiaire bescherming is verleend. Anders dan door eisers is gesteld, valt naar het oordeel van de rechtbank uit het rapport niet af te leiden dat begunstigden die op basis van gezinshereniging bescherming subsidiaire bescherming hebben verkregen in Spanje daarvan zijn uitgezonderd. Dat statushouders in de derde fase van het Spaanse opvangsysteem tegen problemen aanlopen bij het zoeken naar eigen huisvesting is geen reden voor een andere beoordeling. Eisers hebben niet onderbouwd dat zij in vergelijkbare omstandigheden verkeren. Verder wordt aangenomen dat eisers in Spanje kunnen klagen bij de autoriteiten en zich zo nodig tot de rechter kunnen wenden indien zij menen dat hun rechten worden geschonden. Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd dat eisers geen informatie hebben aangedragen om in het algemeen of ten aanzien van hen persoonlijk anders te oordelen. Verweerder heeft er daarnaast terecht op gewezen dat het aan eisers is om hun rechten als statushouders in Spanje te verwezenlijken. Niet is gebleken dat eisers daarvoor hebben gedaan wat in redelijkheid van hen mocht worden verlangd. Eisers hebben verklaard dat zij van op grond van uitspraken van een advocaat in Spanje hebben aangenomen dat zij (waarschijnlijk) geen opvang zullen krijgen. Zij hebben hier vervolgens geen verdere navraag naar gedaan en zij hebben hun afspraak bij het Rode Kruis niet afgewacht. Ook hebben zij geen andere instanties of organisaties benaderd voor opvang.
8. Nu eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij in Spanje geen opvang kunnen krijgen, is in zoverre evenmin aannemelijk geworden dat het belang van de kinderen zich verzet tegen terugkeer naar Spanje. Ook overigens hebben zij dit niet aannemelijk gemaakt. Tot slot leidt het beroep op het belang van de kinderen niet ertoe dat niet van eisers kan worden verwacht dat zij terugkeren naar Spanje. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit in strijd is met het belang van de kinderen.
9. De aanvragen zijn terecht niet-ontvankelijk verklaard. De beroepen zijn ongegrond. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Asylum Information Database rapport over Spanje van april 2023, p. 158-160.
3.Vreemdelingenbesluit 2000.
4.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 12 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:442 en 7 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2895.