ECLI:NL:RBDHA:2024:6747

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
AWB 23/9687
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op een mvv aanvraag nareis

Op 11 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 7 december 2022 haar aanvraag indiende en dat verweerder de ontvangst op 2 januari 2023 bevestigde. De beslistermijn van 90 dagen werd door verweerder met drie maanden verlengd, maar eiseres stelde verweerder op 27 juli 2023 in gebreke, na het verstrijken van de beslistermijn. De rechtbank oordeelde dat het beroep terecht was ingediend, omdat de termijn voor het indienen van beroep was overschreden.

De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank oordeelde dat verweerder binnen vier weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag moest nemen. Tevens werd bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moest betalen voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres had geen verzoek gedaan om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen, en de rechtbank zag geen aanleiding om dit te doen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het niet tijdig nemen van een besluit en droeg verweerder op om het griffierecht van € 184,- te vergoeden aan eiseres. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/9687

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: [echtgenoot] )
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf nareis asiel (hierna: de aanvraag). Eiseres beoogt verblijf bij haar echtgenoot, [echtgenoot] .
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Eiseres heeft op 7 december 2022 haar aanvraag ingediend. Verweerder heeft de ontvangst van deze aanvraag op 2 januari 2023 bevestigd. Verweerder moet in beginsel uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen. [4] Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd. Eiseres heeft verweerder op 27 juli 2023 in gebreke gesteld. Dit is na het verstrijken van de beslistermijn. Ook heeft eiseres meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep in gesteld. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend.
4. Het beroep is gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [5] In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is kan de rechtbank een andere termijn opleggen. [6]
6. In de uitspraak van 17 maart 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat bij nareisaanvragen sprake is van zo'n bijzonder geval. [7] De rechtbank ziet geen reden om daar in deze uitspraak anders over te oordelen. Ook heeft de rechtbank in die uitspraak uitgangspunten geformuleerd voor het opleggen van een passende beslistermijn. De rechtbank zal deze uitgangspunten ook in deze zaak toepassen.
7. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank gaat er vanuit dat de zaak beslisklaar is en dat verweerder geen extra onderzoekshandelingen hoeft te verrichten om tot een zorgvuldige beslissing te komen. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag moet nemen.
Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?
8. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-. [8] Heeft verweerder een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
9. Eiseres heeft de rechtbank niet verzocht om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen
Conclusie en gevolgen
10. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat verweerder binnen vier weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Eiseres heeft geen kosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
12. Op grond van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb is verweerder gehouden het door eiseres betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt;
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Khalloufi, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 april 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
5.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
6.Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
8.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb,