ECLI:NL:RBDHA:2024:6737

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
NL24.8403
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 29 februari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren, maar eiser zelf niet.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie regelgeving heeft omtrent het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname aan Spanje gedaan, dat door Spanje is aanvaard.

Eiser heeft aangevoerd dat Spanje zich niet aan internationale verplichtingen houdt en dat overdracht naar Spanje zou leiden tot een situatie van indirect refoulement. Hij wijst op zijn ervaringen in Spanje en de hoge psychische druk die hij ervaart. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet heeft aangetoond dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris in zijn besluit gemotiveerd is ingegaan op de zienswijze van eiser en dat de beroepsgronden van eiser niet slagen.

De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Vollebregt-Kuipers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 april 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.8403
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. E. Stap),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van
29 februari 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
5. Eiser voert aan dat Spanje zich jegens hem niet aan de internationale verplichtingen houdt en dat overdracht indirect refoulement zou betekenen. Eiser wijst daartoe op zijn ervaringen in Spanje. Hij heeft geen vertrouwen in de Spaanse autoriteiten en hij ervaart hoge psychische druk. Eiser stelt dat hij ook geen recht op opvang zal hebben in Spanje en dat er een risico is dat hij in detentie wordt geplaatst. Eiser voert verder aan dat er sprake is van systeemfouten in de asielprocedure en opvangvoorzieningen. Eiser wijst hiertoe naar het AIDA-rapport over Spanje van april 2023, update 2022. Daaruit blijkt onder meer dat Dublinterugkeerders geen opvangplekken konden vinden en op straat belandden of in andere kwetsbare situaties. Gelet op het voorgaande kan niet worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser stelt ook dat de staatssecretaris artikel 17 van de Dublinverordening had moeten toepassen.
6. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid ten aanzien van alle lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat betekent dat de staatssecretaris, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, ervan uit mag gaan dat alle lidstaten het unierecht en met name de door dat recht erkende grondrechten in acht nemen. Het is daarom in beginsel aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Spanje, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Spaanse autoriteiten, een reëel risico loopt op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). Daarvan is sprake in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn, die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken.
7. De rechtbank oordeelt dat eiser daar niet in is geslaagd. De rechtbank stelt vast dat de beroepsgronden, afgezien van het betoog over de opvangsituatie in Spanje, een herhaling zijn van de zienswijze. De staatssecretaris is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op de zienswijze van eiser. Eiser heeft in zijn beroepsgronden en ook ter zitting niet uitgelegd waarom de beoordeling van de staatssecretaris onjuist is.
7.1.
Over de opvangsituatie in Spanje overweegt de rechtbank als volgt. De Afdeling bestuursrecht van de Raad van State heeft in de uitspraak van 27 juli 20232 geoordeeld dat het AIDA-rapport update 2022 geen wezenlijk ander beeld schetst van de situatie voor Dublinclaimanten in Spanje dan die volgt uit de landeninformatie waarover eerder is geoordeeld. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding anders te oordelen. Weliswaar blijkt uit het door eiser aangehaalde rapport dat de situatie in Spanje voor verbetering vatbaar is, er is echter geen reden om op voorhand aan te nemen dat eiser na overdracht aan Spanje terecht zal komen in een situatie die de hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt. Mocht eiser problemen ondervinden bij het verkrijgen van opvang of toegang tot de asielprocedure, dan dient hij daarover te klagen bij de (hogere) Spaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat dit voor eiser onmogelijk of bij voorbaat zinloos is. De beroepsgrond slaagt niet.
8. De staatssecretaris hoefde in wat eiser heeft aangevoerd ook geen aanleiding te zien om de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken. Eiser heeft met zijn verklaringen noch met documenten of anderszins aannemelijk gemaakt
dat sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat overdracht aan Spanje onevenredig hard is. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Vollebregt-Kuipers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 april 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.