ECLI:NL:RBDHA:2024:6721

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
NL24.5699 en NL24.5700
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens kennelijke ongegrondheid en procedurele complicaties

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2024, met zaaknummers NL24.5699 (beroep) en NL24.5700 (voorlopige voorziening), is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt geboren te zijn in Zuid-Afrika uit Nigeriaanse ouders, had op 2 januari 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 8 februari 2024 door de staatssecretaris als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de aanvraag mocht afwijzen, omdat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn asielmotieven, waaronder zijn seksuele geaardheid als homoseksueel. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat eiser zijn aanvraag enkel heeft ingediend om zijn uitzetting naar Nigeria te verijdelen.

Eiser heeft tijdens de hoorzittingen in Pidgin-Engels verklaard, maar weigerde verder gehoord te worden in deze taal, wat de rechtbank als zijn verantwoordelijkheid beschouwt. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de asielaanvraag op juiste gronden heeft afgewezen en dat er geen reden is om de afwijzing onrechtmatig te achten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak is gedaan door mr. drs. J. de Vries, rechter en voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.5699 (beroep) en NL24.5700 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser/vezoeker], V-nummer: [v-nummer], eiser en verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. A.K.E. van den Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J. Versteeg).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag van 2 januari 2024 om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
1.2.
Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1985. Bij een eerder afgewezen asielaanvraag, op 6 januari 2022, heeft hij gesteld in Nigeria te zijn geboren en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Bij het gehoor in verband met de aanvraag van 2 januari 2024 heeft hij gesteld in Zuid-Afrika te zijn geboren uit Nigeriaanse ouders, maar nooit de Nigeriaanse nationaliteit te hebben gehad.
1.3.
Bij besluit van 8 februari 2024 heeft de staatssecretaris de aanvraag van 2 januari 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen om te voorkomen dat hij uit Nederland wordt verwijderd.
1.4.
De rechtbank en de voorzieningenrechter hebben het beroep respectievelijk het verzoek op 5 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van eiser en van de staatssecretaris deelgenomen.

Beoordeling van het beroep

Het asielrelaas
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Op de dag van zijn asielaanvraag zou hij worden uitgezet naar Nigeria. Hij stelt niet naar Nigeria te kunnen gaan, omdat hij homoseksueel is.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen: 1. identiteit, nationaliteit en herkomst; 2. seksuele geaardheid (homoseksueel). De staatssecretaris acht de opgegeven naam en geboortedatum geloofwaardig, maar niet de verklaring dat eiser in Zuid-Afrika is geboren en nooit de Nigeriaanse nationaliteit heeft gehad. De staatssecretaris acht evenmin geloofwaardig dat eiser homoseksueel is. Volgens de staatssecretaris heeft eiser geen recht op asiel, aangezien de geloofwaardige relevante elementen niet meebrengen dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft of bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico op ernstige schade loopt. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is omdat eiser de aanvraag enkel heeft ingediend om zijn uitzetting of overdracht uit te stellen of te verijdelen en omdat het gaat om een opvolgende aanvraag die niet niet-ontvankelijk is.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
4. Eiser betoogt dat de afwijzing van zijn aanvraag onrechtmatig is. Hij voert aan dat hij ten onrechte niet in zijn moedertaal Yoruba is gehoord. Daarnaast is de staatssecretaris ten onrechte eraan voorbijgegaan dat hij in het gehoor nog een ander asielmotief heeft aangevoerd. Verder heeft de staatssecretaris ten onrechte het standpunt ingenomen dat het zijn doel is om de procedure te frustreren, aldus eiser.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de asielaanvraag mocht afwijzen. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende overwegingen.
De taal waarin eiser is gehoord
6.1.
De staatssecretaris heeft eiser in verband met zijn aanvraag op 7, 9 en 11 januari 2024 gehoord. Op de eerste dag is eiser met behulp van een tolk PidginEngels gehoord. Nadat eiser had aangegeven in het Yoruba gehoord te willen worden, is dat gehoor beëindigd. Op de tweede dag is eiser met behulp van een via een videoverbinding aanwezige tolk Yoruba gehoord. Nadat de verbinding meermalen haperde, is dat gehoor beëindigd en is gezegd dat de staatssecretaris zich zal inspannen om op korte termijn eiser verder te horen met een fysiek aanwezige tolk Yoruba of, als zo’n tolk niet beschikbaar is, met een tolk Pidgin-Engels. Op de derde dag was een tolk Pidgin-Engels aanwezig, maar is het gehoor beëindigd, omdat eiser alleen in het Yoruba wilde spreken.
6.2.
In het gehoor in verband met zijn aanvraag heeft eiser een voorkeur uitgesproken voor Yoruba. In artikel 38, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 is bepaald dat als de vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld zich over een aanvraag om een verblijfsvergunning te doen horen, hij gehoord wordt in een taal waaraan hij de voorkeur geeft, tenzij er een andere taal kan worden gebruikt die hij begrijpt en waarin hij helder kan communiceren. Op grond van deze bepaling mocht de staatssecretaris eiser horen in PidginEngels als eiser deze taal begrijpt en daarin helder kan communiceren. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris ervan uit mocht gaan dat dit het geval is. Daarbij is van belang dat de staatssecretaris eiser in 2022 in verband met zijn eerdere asielaanvraag driemaal heeft gehoord en dat al die gehoren in het Pidgin-Engels zijn afgenomen. Eiser heeft toen niet aangegeven dat hij de tolk onvoldoende begreep of onvoldoende in het PidginEngels kon communiceren en heeft toen evenmin aangegeven dat hij Yoruba beheerste. Eiser heeft dit ook niet aangegeven in de beperkte correcties van de verslagen van de gehoren in 2022 die hij heeft doorgegeven.
6.3.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris eiser in het PidginEngels mocht horen. De door eiser aangevoerde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 20 april 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:4972, doet daar niet aan af. Die uitspraak betreft een niet vergelijkbaar geval. Daarin ging het om een vreemdeling die gehoord was in een taal ten aanzien waarvan zij van meet af aan had gesteld dat zij die taal niet goed beheerste, bleek uit de verslagen van de gehoren dat zij vragen niet begreep en had zij zeer uitgebreide correcties en aanvullingen doorgegeven naar aanleiding van de verslagen van de gehoren.
Ander asielmotief
7. Op de tweede dag van het gehoor heeft eiser verklaard dat hij asiel wil aanvragen wegens zijn homoseksualiteit. Daarna heeft hij desgevraagd verklaard dat hij nog een andere reden voor zijn asielaanvraag heeft, namelijk dat zijn moeder is gedood door de man die hem naar Europa heeft gebracht. Vervolgens is eiser nader gehoord over homoseksualiteit totdat het gehoor in verband met het haperen van de videoverbinding met de tolk werd beëindigd. Eiser had op de derde dag van het gehoor over het tweede asielmotief bevraagd kunnen worden. Dat is echter niet gebeurd, aangezien eiser die dag weigerde om in het PidginEngels gehoord te worden, zodat het gehoor moest worden afgebroken. Zoals volgt uit wat hiervoor is overwogen, mag ervan worden uitgegaan dat hij het PidginEngels voldoende beheerst voor een gehoor. Daarom komt het voor rekening van eiser dat hij niet is gehoord over het andere asielmotief. Dit geldt te meer omdat eiser op de derde dag van het gehoor is gewezen op de consequenties van een weigering om gehoord te worden. Ook in beroep heeft eiser het andere asielmotief niet toegelicht. Omdat eiser het andere asielmotief, ondanks de daartoe geboden gelegenheid, niet heeft toegelicht, heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit terecht geconcludeerd dat dit motief niet valt te toetsen.
Frustratie van de asielprocedure
8. De staatssecretaris mocht het standpunt innemen dat eiser zijn aanvraag enkel heeft ingediend om zijn uitzetting of overdracht uit te stellen of te verijdelen. Daarbij is van belang dat eiser in meerdere vertrekgesprekken met de Dienst Terugkeer en Vertrek heeft aangegeven geen asiel aan te willen vragen. Pas toen op 19 december 2023 aan hem werd medegedeeld dat voor hem een vlucht naar Nigeria was geboekt, gaf hij aan asiel aan te willen vragen. In dat kader heeft hij twee dagen later een gesprek met de Koninklijke Marechaussee gevoerd, maar toen heeft hij weer aangegeven geen asiel aan te willen vragen. Op 29 december 2023 gaf hij aan wel asiel aan te willen vragen, maar vervolgens weigerde hij deel te nemen aan een gehoor op diezelfde dag en gaf hij aan toch geen asiel aan te willen vragen. Pas op de dag van de vlucht naar Nigeria heeft hij toch asiel aangevraagd. Zoals hiervoor overwogen, weigerde hij vervolgens mee te werken aan een gehoor in een geschikte taal. De staatssecretaris mocht deze gang van zaken beschouwen als het moedwillig frustreren van de asielprocedure.
Slotoverweging
9. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris het op homoseksualiteit gebaseerde asielrelaas inhoudelijk heeft beoordeeld, maar dat eiser verder geen gronden tegen die beoordeling heeft aangevoerd. De rechtbank ziet dan ook geen reden om die beoordeling onrechtmatig te achten.

Conclusie en gevolgen

10.1.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de weigering van een verblijfsvergunning asiel in stand blijft.
10.2.
Gezien de beslissing op het beroep, is er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het desbetreffende verzoek wordt daarom afgewezen.
10.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J. de Vries, rechter en voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met de uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.