ECLI:NL:RBDHA:2024:6710

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
NL24.16289, NL24.16290 en NL24.16288
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M.C. Schuurman - Kleijberg
  • T.M.T. Brandsma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van eisers in het kader van de Vreemdelingenwet 2000 en de beoordeling van voortvarendheid door de staatssecretaris

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 april 2024 uitspraak gedaan in de zaken NL24.16289, NL24.16290 en NL24.16288, waarbij eisers, een gezin bestaande uit een vader, moeder en hun minderjarige zoon, in beroep zijn gegaan tegen de maatregel van bewaring die hen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is opgelegd. De maatregel is gebaseerd op artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, en is ingesteld omdat er een risico bestaat dat eisers zich aan het toezicht zullen onttrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende gronden heeft aangevoerd voor de bewaring, waaronder het feit dat eisers Nederland niet op de voorgeschreven wijze zijn binnengekomen en geen medewerking verlenen aan hun overdracht aan Kroatië, de lidstaat die verantwoordelijk is voor hun asielverzoek.

Eisers hebben de gronden voor de bewaring niet betwist, en de rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting. De rechtbank heeft de argumenten van eisers over de voortvarendheid van de staatssecretaris verworpen, waarbij is opgemerkt dat de staatssecretaris afhankelijk is van afspraken met luchtvaartmaatschappijen en dat het niet wenselijk is om meerdere gezinnen tegelijk over te dragen. De rechtbank heeft ook ambtshalve geen gronden gevonden om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregelen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard en de verzoeken om schadevergoeding afgewezen, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.16289, NL24.16290 en NL24.16288

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2024 in de zaken tussen

[eiser], v-nummer [nummer], eiser

en
[eiseres], v-nummer [nummer], eiseres
mede namens hun minderjarige zoon,
[naam zoon], v-nummer [nummer]
samen: eisers
(gemachtigde: mr. B.A. Palm),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R.L.F. Zandbelt).

Inleiding

1. Bij afzonderlijke besluiten van 12 april 2024 (de bestreden besluiten) heeft de staatssecretaris aan eisers de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
1.1.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Deze beroepen moeten tevens worden aangemerkt als verzoeken om toekenning van schadevergoeding.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 23 april 2024 gevoegd op zitting behandeld. Eisers zijn met behulp van een videoverbinding verschenen, bijgestaan door [naam], als waarnemer van hun gemachtigde. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Kunnen de gronden de maatregel van bewaring dragen?
3. In de maatregelen van bewaring heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat de maatregelen nodig zijn, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eisers zich aan het toezicht zullen onttrekken. De staatssecretaris heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000), als zware gronden vermeld dat eisers:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze zijn binnengekomen, dan wel een poging daartoe hebben gedaan;
3k. een overdrachtsbesluit hebben ontvangen en geen medewerking verlenen aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van hun asielverzoek;
en als lichte gronden vermeld dat eisers:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hen geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb hebben gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats hebben;
4d. niet beschikken over voldoende middelen van bestaan.
3.1.
Eisers hebben de gronden die aan de maatregelen van bewaring ten grondslag zijn gelegd, als ook de motivering daarvan, niet bestreden. Deze gronden, in onderling verband en samenhang bezien, kunnen naar het oordeel van de rechtbank de maatregel van bewaring dragen. Uit de gronden volgt dat er een significant risico bestaat dat eisers zich aan het toezicht zullen onttrekken. De enkele stelling van eisers dat dit risico niet bestaat is onvoldoende voor aan ander oordeel. Bovendien volgt uit de verklaringen van eiseres, ter zitting door haar nog eens bevestigd, dat zij als gezin niet wensen te worden overgedragen aan Kroatië. Hun passieve houding in het proces tot overdracht, zoals volgt uit de met hen gehouden vertrekgesprekken, bevestigt dit beeld. De staatssecretaris heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eisers niet meewerken aan hun overdracht en dat er een risico bestaat dat zij zich aan het toezicht onttrekken. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Werkt de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting?
4. Eisers voeren aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkt aan de overdracht, omdat er geen stukken in het dossier zitten die aantonen dat de overdracht die op 25 april 2024 gepland staat, nadat een eerdere vlucht op 15 april 2024 op initiatief van de luchtvaartmaatschappij is geannuleerd, niet eerder kon plaatsvinden. De broer van eiser en zijn gezin zijn bijna een week eerder overgedragen aan Kroatië.
4.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris op de zitting voldoende heeft toegelicht waarom het niet mogelijk was om eisers eerder over te dragen aan Kroatië. De staatssecretaris is bij het plannen van de vlucht – onbetwist – afhankelijk van de gemaakte afspraken met de luchtvaartmaatschappij. De luchtvaartmaatschappij bekijkt of er genoeg plekken beschikbaar zijn. Daarnaast heeft meegespeeld dat het niet wenselijk is om twee gezinnen van in totaal acht personen, met escorts, in één keer over te dragen. De rechtbank kan deze uitleg van de staatssecretaris volgen. Het enkele feit dat er geen stukken in het dossier zitten die aantonen dat de overdracht niet eerder kon plaatsvinden, maakt niet dat getwijfeld moet worden aan de verklaring van de staatssecretaris. Bovendien zal de staatssecretaris eisers, wanneer de geplande vlucht op 25 april 2024 ook daadwerkelijk is doorgegaan, binnen de in paragraaf A5/2.4. van de Vreemdelingencirculaire 2000 gestelde termijn van veertien dagen overdragen.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?5. Los van de door eisers aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eisers verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregelen niet is voldaan. [1]

Conclusie en gevolgen

6. De beroepen zijn ongegrond. Daarom worden ook de verzoeken om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst de verzoeken om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman - Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de ABRvS van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.