ECLI:NL:RBDHA:2024:67

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 januari 2024
Publicatiedatum
5 januari 2024
Zaaknummer
C/09/649337 / FA RK 23-4353 en C/09/658191 / JE RK 23-2425
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met complexe gezinsproblematiek

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 1 december 2023 een beschikking gegeven met betrekking tot de minderjarige [minderjarige], die sinds 2018 in een zorgnetwerk verblijft. De ouders van [minderjarige] willen een actieve rol in zijn leven, maar door het overlijden van de grootmoeder vaderszijde is de omgang stil komen te liggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er al geruime tijd geen vaste jeugdbeschermer bij het gezin betrokken is, wat zorgwekkend is voor de ontwikkeling van [minderjarige]. De rechtbank heeft besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlengen voor de duur van vier maanden. Het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder is aangehouden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen, omdat de ouders niet in staat zijn om [minderjarige] de stabiliteit en veiligheid te bieden die hij nodig heeft. De rechtbank benadrukt het belang van een vaste jeugdbeschermer en het hervatten van de omgang tussen de ouders en [minderjarige]. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en verzoekt om een schriftelijke update over de omgangsregeling en de samenwerking tussen de ouders en de gecertificeerde instelling.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/649337 / FA RK 23-4353 en C/09/658191 / JE RK 23-2425
Datum uitspraak: 1 december 2023

Beschikking van de meervoudige kamer

I. Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
II. Aanhouding verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag
in de zaak naar aanleiding van de op 9 juni 2023 en 6 december 2023 ingekomen verzoeken van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,

over:

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. L.L. Schipper-Heikens, gevestigd te ’s-Gravenhage,

[stiefoma] ,

hierna te noemen: de stiefoma,
wonende in [woonplaats] ,

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.
De rechtbank merkt als informant aan:

[vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

Het procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift strekkende tot gezagsbeëindiging met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 9 juni 2023;
  • de brief van de moeder met bijlagen van 3 oktober 2023;
  • het proces-verbaal van 6 oktober 2023.
Blijkens het proces-verbaal van 6 oktober 2023 heeft de rechtbank het verzoek tot het beëindigen van het gezag van de moeder aangehouden tot een nader te bepalen zitting gelegen vóór 3 december 2023.
Op 1 december 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
  • [naam 1] namens de Raad;
  • [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de stiefoma;
  • de vader.
De rechtbank heeft na de zitting kennisgenomen van de op 6 december 2023 ingekomen schriftelijke bevestiging van het mondeling ter zitting gedane verzoek van de Raad strekkende tot een verlenging van de ondertoezichtstelling en een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] .

Feiten

  • [minderjarige] is erkend door de vader.
  • De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
  • [minderjarige] verblijft feitelijk bij de stiefoma.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 24 november 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 3 december 2022 tot 3 december 2023 en voor dezelfde duur de machtiging verlengd om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg.

Het verzoek

De Raad verzoekt primair het gezag van de moeder over [minderjarige] te beëindigen en de gecertificeerde instelling te benoemen tot voogdes over [minderjarige] . Subsidiair heeft de Raad ter zitting verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar.
De Raad heeft de verzoeken als volgt gemotiveerd. [minderjarige] verblijft al sinds 2018 in het netwerk. [minderjarige] heeft lange tijd bij de grootmoeder vaderszijde gewoond. Vanwege de leeftijd en zwakke gezondheid van de grootmoeder vaderszijde, is [minderjarige] in augustus 2022 naar de grootvader moederszijde en de stiefoma verhuisd als perspectiefbiedende pleegzorgplek. De grootvader moederszijde heeft de verplichte pleegzorgcursus gevolgd maar is in januari 2023 plotseling overleden. [minderjarige] is bij de stiefoma blijven wonen. In de weekenden verbleef [minderjarige] bij de grootmoeder vaderszijde en op die momenten had hij omgang met de ouders. De grootmoeder vaderszijde is recent overleden, waardoor de omgang tussen [minderjarige] en de ouders nu enkele weken stil heeft gelegen. De ouders willen het liefst dat [minderjarige] weer thuis geplaatst wordt. De afgelopen jaren is er meerdere keren bezien of [minderjarige] weer terug naar huis kon. Dit was niet mogelijk omdat de ouders niet meewerkten aan de vastgestelde bodemeisen en afspraken. In 2020 is bepaald dat het perspectief niet meer bij de ouders ligt. Momenteel wordt alles voor [minderjarige] geregeld door het netwerk van de moeder, de gecertificeerde instelling en pleegzorg. Tussen de ouders en de hulpverlening verloopt de communicatie moeizaam en de ouders zijn wisselend beschikbaar voor [minderjarige] . De problematiek van de ouders staat nog steeds op de voorgrond en zij kunnen [minderjarige] onvoldoende bieden wat hij nodig heeft. De Raad vindt het belangrijk dat er duidelijkheid komt voor [minderjarige] over zijn woonperspectief en de omgang met de ouders. Zolang de moeder het gezag heeft zullen de ouders de wens blijven houden om voor [minderjarige] te zorgen en dit ook bij hem aangeven. De Raad vindt dit niet in het belang van [minderjarige] , nu hij rust en stabiliteit nodig heeft. De aanvaardbare termijn voor een thuisplaatsing is verstreken. [minderjarige] wordt nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. Hij heeft in zijn vroege jeugd te maken gehad met fysieke en emotionele verwaarlozing. Het wisselen van woonplekken en het overlijden van zijn grootvader en recent ook zijn grootmoeder hebben het basisvertrouwen van [minderjarige] nog verder aangetast. [minderjarige] vindt het lastig om zijn emoties te uiten en focust zich op de behoeften van een ander. Het is noodzakelijk dat [minderjarige] opgroeit in een omgeving waarbij de verzorger fysiek en emotioneel beschikbaar is en [minderjarige] kan stimuleren in zijn ontwikkeling. Dit kunnen de vader en de moeder niet bieden. De Raad ziet in de stiefoma een stabiele verzorger, maar de Raad vindt het wel nodig dat de stiefoma opvoedondersteuning krijgt. Op dit moment is [minderjarige] gestart met traumabehandeling. Het is belangrijk dat de ouders en de stiefoma betrokken worden bij de traumabehandeling. Daarnaast is het belangrijk dat er aandacht komt voor rouwverwerking.
Gelet op al het bovenstaande verzoekt de Raad primair om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling te belasten met de voogdij over [minderjarige] . Wanneer de voogdij bij een familielid wordt belegd is de Raad bang dat dit een negatieve invloed zal hebben op het contact tussen [minderjarige] en de ouders. Daarnaast kan de stiefoma zich op deze wijze zoveel mogelijk blijven richten op [minderjarige] en zijn opvoeding. Subsidiair verzoekt de Raad om de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Een voortzetting van de maatregelen in vrijwillig kader acht de Raad niet mogelijk, nu [minderjarige] en de ouders beiden met veel problematiek kampen en het belangrijk is dat de hulpverlening doorloopt. De Raad beseft dat de gecertificeerde instelling lange tijd niet actief betrokken is geweest bij het gezin. Het is belangrijk dat er met voortvarendheid een vaste jeugdbeschermer betrokken raakt en er afspraken worden gemaakt over de (begeleide) omgang tussen [minderjarige] en de ouders.

De standpunten

De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. De gecertificeerde instelling erkent dat er een periode geen vaste jeugdbeschermer bij het gezin betrokken is geweest en betreurt dit ten zeerste. De gecertificeerde instelling is wel op de achtergrond betrokken geweest. Het is positief dat de traumabehandeling van [minderjarige] – in de vorm van Theraplay en Slapende Honden – van start is gegaan. Op korte termijn zal er een netwerkoverleg plaatsvinden. Er zal ook met spoed worden gekeken hoe de omgang tussen [minderjarige] en de ouders vormgegeven kan worden nu de grootmoeder vaderszijde is overleden. De gecertificeerde instelling vindt het daarbij belangrijk dat er zicht komt op de omgang tussen [minderjarige] en de ouders. De gecertificeerde instelling heeft namelijk zorgen dat de ouders [minderjarige] geen emotionele toestemming geven voor de plaatsing bij de stiefoma en de wens naar hem uitspreken om weer zelf voor hem te zorgen. De gecertificeerde instelling meent daarom ook dat het noodzakelijk is dat het gezag van de moeder wordt beëindigd. [minderjarige] heeft een belast verleden en hij heeft behoefte aan rust en stabiliteit. Het perspectief van [minderjarige] ligt niet langer bij de ouders en het moet voor [minderjarige] duidelijk worden dat hij bij de stiefoma opgroeit. De stiefoma biedt veiligheid en stabiliteit en is in staat om sensitief op hem te reageren. De gecertificeerde instelling is bereid de voogdij over [minderjarige] te aanvaarden.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek tot beëindiging van het gezag en de vader heeft aangegeven achter het verweer van moeder te staan. Daartoe is aangevoerd dat er geen noodzaak is om het gezag van de moeder te beëindigen. Daarbij is gewezen op de beschikking van het gerechtshof Den Haag van 27 februari 2019 (ECLI:NL:GHDHA:2019:501). Uit deze beschikking volgt dat het beëindigen van het ouderlijk gezag een inmenging vormt in het gezinsleven van ouders en kind. Om die reden is het bepaalde in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) van belang bij de beoordeling of die inmenging gerechtvaardigd is. De inmenging moet in redelijke verhouding staan tot het doel dat wordt nagestreefd. Ook moet de maatregel noodzakelijk zijn. Aan die eisen wordt in dit geval niet voldaan. De ouders hebben geaccepteerd dat [minderjarige] bij de stiefoma opgroeit. Dat neemt niet weg dat de ouders altijd blijven wensen dat [minderjarige] weer bij hen komt wonen. Zij dragen dit echter niet naar hem uit. De ouders zijn al jarenlang een stabiele factor in het leven van [minderjarige] . Hoewel zij erkennen dat zij in het verleden fouten hebben gemaakt, gaat het nu al lange tijd goed met hen en zijn zij beiden clean. De moeder heeft altijd meegewerkt en heeft gezagsbeslissingen nooit tegengewerkt. De ouders erkennen wel dat zij recentelijk hun medewerking aan het opstellen van het levensverhaal van [minderjarige] hebben stopgezet. De ouders konden zich niet vinden in de wijze waarop het levensverhaal aan [minderjarige] werd verteld. Er is al lange tijd geen vaste jeugdbeschermer bij het gezin betrokken, waardoor er al maanden geen uitvoering wordt gegeven aan de ondertoezichtstelling. De ouders hebben er dan ook geen vertrouwen in dat de gecertificeerde instelling in staat is om de belangen van [minderjarige] goed te behartigen. Daarnaast hebben de ouders grote zorgen over de omgang tussen hen en [minderjarige] . [minderjarige] ging ieder weekend naar de grootmoeder vaderszijde, waar hij omgang had met de ouders. Door het overlijden van de grootmoeder vaderszijde is de omgang stil komen te liggen. De gecertificeerde instelling zou gaan kijken naar een nieuwe omgangsregeling, maar daar is tot op heden nog niets van terecht gekomen. De ouders hopen dat de omgang zo snel mogelijk wordt hervat en hopen dat het (in de toekomst) mogelijk is dat [minderjarige] ook omgang bij de ouders thuis kan hebben. De ouders willen een actieve rol blijven spelen in het leven van [minderjarige] en vrezen dat dit minder wordt als het gezag van de moeder wordt beëindigd. De ouders verzoeken daarom het verzoek tot gezagsbeëindiging af te wijzen. De ouders voeren geen verweer tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing. De ouders zouden zich kunnen verweren tegen de late indiening van het verzoek, maar achten dit niet in het belang van [minderjarige] . Het is belangrijk dat [minderjarige] bij de stiefoma blijft wonen.
De stiefoma heeft ingestemd met het verzochte. De stiefoma heeft naar voren gebracht dat het goed gaat met [minderjarige] bij haar thuis. [minderjarige] heeft wel moeite om zijn emoties te uiten. Hij is inmiddels gestart met traumabehandeling. De stiefoma meent dat [minderjarige] bij haar moet opgroeien. Wel is het belangrijk dat hij de ouders kan blijven zien, maar niet bij de stiefoma thuis.

Beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. [minderjarige] heeft al veel meegemaakt in zijn jonge leven en is al geruime tijd uithuisgeplaatst in het netwerk. Door de eigen problematiek van de ouders waren zij niet in staat om [minderjarige] een veilig en stabiel opvoedklimaat te bieden. [minderjarige] verblijft sinds augustus 2022 bij de stiefoma. Bij de stiefoma heeft [minderjarige] een veilige en stabiele basis, waar hij toekomt aan zijn ontwikkeling. Het is positief dat de traumabehandeling van [minderjarige] is gestart, zodat hij de traumatische gebeurtenissen uit het verleden een plek kan geven en leert omgaan met zijn emoties. Het is al lange tijd duidelijk dat [minderjarige] niet bij de ouders zal opgroeien. Ook de ouders geven op zitting aan dat [minderjarige] bij de stiefoma moet opgroeien. De ouders willen echter wel een actieve rol blijven spelen in het leven van [minderjarige] . Tot voor kort hadden de ouders wekelijks omgang met [minderjarige] , waarbij de omgang plaatsvond bij de grootmoeder vaderszijde. Door het overlijden van de grootmoeder is de omgang stil komen te liggen. De rechtbank acht dit zeer zorgelijk, zeker nu er al geruime tijd geen vaste jeugdbeschermer bij het gezin betrokken is. Er moet met voortvarendheid worden onderzocht hoe de omgang tussen de ouders en [minderjarige] hervat kan worden. De rechtbank acht het van belang om zicht te houden op hoe dit verloopt. Ook vindt de rechtbank het van groot belang dat er op een zo kort mogelijke termijn een vaste jeugdbeschermer wordt aangesteld. De rechtbank zal de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing daarom verlengen voor de duur van vier maanden en aanhouden voor het overige. Het verzoek tot beëindigen van het gezag van de moeder wordt geheel aangehouden.
De rechtbank verzoekt de gecertificeerde instelling om
uiterlijk twee wekenvoorafgaand aan de nader te bepalen zitting een schriftelijke update aan de rechtbank, de Raad en de belanghebbenden te overleggen. Daarin moet in ieder geval vermeld worden hoe de omgangsregeling tussen [minderjarige] en de ouders eruit ziet en verloopt en hoe de samenwerking tussen de ouders en de gecertificeerde instelling verloopt. De rechtbank verzoekt de Raad om
uiterlijk een weekvoorafgaand aan de nader te bepalen zitting kenbaar te maken of de verzoeken worden gehandhaafd.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De rechtbank:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 3 april 2024;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 3 april 2024;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing (
C/09/658191 / JE RK 23-2425) voor het overige alsmede het verzoek tot het beëindiging van het gezag van de moeder (
C/09/649337 / FA RK 23-4353) aan tot een nader te bepalen zitting bij de meervoudige kamer,
gelegen vóór 3 april 2024;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- de Raad voor de Kinderbescherming;
- William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
- de moeder;
- de advocaat van de moeder: mr. L.L. Schipper-Heikens, gevestigd te ’s-Gravenhage;
- de stiefoma;
- de vader als informant.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2023 door mr. L. Koper, mr. J.C. van den Dries en mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 december 2023.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.