ECLI:NL:RBDHA:2024:6699

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
NL24.9592 en NL24.9593
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Marokkaanse eiser wegens sociaaleconomische omstandigheden

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser, geboren in 1996 en van Marokkaanse nationaliteit, diende op 16 februari 2024 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 28 februari 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelde de zaak op 26 maart 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de verweerder vertegenwoordigd was.

Eiser voerde aan dat hij in Marokko onder zware omstandigheden leefde, met een vader die naar Spanje was verhuisd en een moeder en gehandicapte zus die hij moest onderhouden. Hij stelde dat de sociaaleconomische situatie in Marokko zo slecht was dat hij geen menswaardig bestaan kon leiden. De rechtbank oordeelde echter dat de afwijzing van de asielaanvraag door verweerder terecht was, omdat de aangevoerde omstandigheden niet aan de definitie van vluchtelingschap of ernstige schade voldeden. De rechtbank benadrukte dat sociaaleconomische omstandigheden in het algemeen niet als zodanig kunnen worden gekwalificeerd.

De rechtbank concludeerde dat de aanvraag van eiser terecht als kennelijk ongegrond was afgewezen en dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Eiser kreeg geen proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan door mr. C.W. Griffioen, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier, en werd openbaar gemaakt op 2 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.9592 en NL24.9593
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [v-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. E. Stap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Chamkh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Eiser is geboren op [geboortedag] 1996 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Hij heeft op 16 februari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 28 februari 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 26 maart 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn hierbij, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. In Marokko leidde hij een zwaar bestaan. Zijn vader is getrouwd met een andere vrouw en is naar Spanje verhuisd, waardoor eiser voor zijn moeder en zijn gehandicapte zus moest zorgen. In Marokko kan men alleen een fijn leven leiden wanneer men geld heeft.
3. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig gevonden. De sociaaleconomische omstandigheden waar eiser over heeft verklaard, raken volgens verweerder niet aan ernstige schade en/of vluchtelingschap. Marokko wordt beschouwd als veilig land van herkomst. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
Wat vindt eiser in beroep?
4. Ten eerste heeft verweerder eisers asielaanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Het besluit is onzorgvuldig tot stand gekomen. Verweerder heeft de inhoud van de zienswijze namelijk onvoldoende betrokken in de beoordeling door te stellen dat de zienswijze niet leidt tot een ander oordeel. De omstandigheden in Marokko zijn zo slecht dat eiser daar geen zicht heeft op een menswaardig bestaan. Eiser heeft aangevoerd dat er sprake is van corruptie binnen de Marokkaanse autoriteiten. Ook is de scholing in Marokko ondermaats en is het vinden van betaald werk nagenoeg uitgesloten tenzij je beschikt over een netwerk. Van het inkomen dat eiser in Marokko verdiende, kon hij niet in zijn primaire levensbehoeften voorzien. Hij moest bovendien ook nog in het levensonderhoud van zijn moeder en zus voorzien. Eiser heeft aannemelijk gemaakt dat er in Marokko geen mogelijkheid bestaat om bescherming en bijstand van de autoriteiten te verkrijgen voor zijn problemen. Ten tweede heeft verweerder ten onrechte geen reguliere verblijfsvergunning toegekend. Ten slotte heeft verweerder ten onrechte een vertrektermijn onthouden aan eiser en bepaald dat het eerder opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod nog steeds geldig zijn.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank oordeelt dat verweerder eisers asielaanvraag heeft kunnen afwijzen. Verweerder heeft de inhoud van de zienswijze voldoende betrokken bij het bestreden besluit. Verweerder heeft namelijk terecht gesteld dat de omstandigheden die eiser heeft aangevoerd sociaaleconomische omstandigheden zijn die niet raken aan vluchtelingschap en/of ernstige schade. Hoewel slechte sociaaleconomische omstandigheden onder de reikwijdte van artikel 3 van het EVRM [2] kunnen vallen, hebben deze motieven geen raakvlak met vluchtelingschap als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag of met ernstige schade als bedoeld in de Kwalificatierichtlijn. Niet elke schending van artikel 3 van het EVRM kan geclassificeerd worden als ernstige schade in de zin van de Kwalificatierichtlijn, omdat ernstige schade altijd moet voortvloeien uit gedragingen van derden. [3] Bij sociaaleconomische omstandigheden is in het algemeen geen ‘dader’ aan te wijzen. [4] Hoewel de rechtbank er begrip voor heeft dat het leven in slechte sociaaleconomische omstandigheden zwaar is, kan dit dus niet leiden tot een verblijfsvergunning asiel.
5.1.
Dat eiser geen bescherming zou kunnen krijgen voor zijn problemen van de Marokkaanse autoriteiten, leidt niet tot een ander oordeel van de rechtbank. De vraag of eiser bescherming kan krijgen van de Marokkaanse autoriteiten komt pas aan de orde wanneer eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij problemen heeft gehad die raken aan vluchtelingschap of ernstige schade. Omdat eiser geen omstandigheden heeft aangevoerd die verband houden met vluchtelingschap of ernstige schade, is de vraag of hij bescherming kan krijgen van de autoriteiten niet aan de orde.
6. Eisers beroepsgrond dat verweerder ten onrechte geen reguliere verblijfsvergunning heeft toegekend, slaagt niet. Eiser heeft namelijk niet onderbouwd op grond waarvan hij van mening is dat deze vergunning aan hem zou moeten worden verleend.
7. Verweerder heeft aan eiser een vertrektermijn kunnen onthouden omdat eiser op 14 december 2021 al een terugkeerbesluit heeft gekregen en niet binnen de gestelde termijn is vertrokken. Met de uitspraak van de zittingsplaats Arnhem op 6 maart 2023 [5] is het besluit van 14 december 2021 in rechte vast komen te staan. Eiser heeft in de huidige procedure niet aannemelijk gemaakt dat hij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel, zoals is overwogen onder 5. Verweerder heeft daarom kunnen bepalen dat het terugkeerbesluit uit 2021 en ook het toen opgelegde inreisverbod van 2 jaar nog steeds geldig zijn.

Conclusie en gevolgen

8. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond.
9. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
10. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie artikel 6 van de Kwalificatierichtlijn.
4.Zie voor een uitgebreidere toelichting hierop de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Bosch, op 10 november 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:11631, r.o. 15 tot en met 18.
5.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 6 maart 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:1124.