In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 2002 en van Indiase nationaliteit, diende op 15 februari 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in. Deze aanvraag werd op 1 maart 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als ongegrond. De rechtbank behandelde het beroep op 11 april 2024, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. Verweerder was wel vertegenwoordigd.
Eiser stelt dat hij vervolgd wordt vanwege zijn deelname aan boerenprotesten in India, waar zijn vader, een districtsleider van de boerenunion, tijdens een protest is gedood. Eiser heeft ondergedoken gezeten en is op de vlucht geslagen. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig zijn, de vrees voor vervolging niet voldoende is onderbouwd. Verweerder heeft de afwijzing gemotiveerd door te stellen dat eiser niet onder de uitzonderingscategorieën valt die India als veilig land van herkomst aanwijzen.
Op 9 april 2024 meldde verweerder dat eiser met onbekende bestemming uit de opvang was vertrokken. De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep, aangezien zijn gemachtigde op 11 april 2024 aangaf geen contact met eiser te hebben en diens verblijfplaats onbekend is. Hierdoor verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en zijn er geen gronden voor een proceskostenveroordeling.