ECLI:NL:RBDHA:2024:6689

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
NL24.13204
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Egyptische nationaliteit met motiveringsgebrek politieke overtuiging

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Egyptische nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 20 februari 2023 een aanvraag ingediend, die op 20 maart 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 11 april 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk. Eiser heeft in zijn aanvraag gesteld dat hij in Egypte problemen heeft ondervonden vanwege zijn politieke overtuiging, met name zijn betrokkenheid bij demonstraties tegen president Sisi en zijn vermeende lidmaatschap van de moslimbroederschap. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de problemen van eiser met de Egyptische autoriteiten niet geloofwaardig zijn. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris niet heeft onderzocht of eiser in de toekomst risico loopt op vervolging vanwege zijn politieke overtuiging. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen. Tevens worden de proceskosten van eiser vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.13204

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [v-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M. van Werven),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Franca).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser is geboren op [geboortedag] 1979 en heeft de Egyptische nationaliteit. Hij heeft op 20 februari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 20 maart 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, G. Ahmed als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. In 2015 heeft eiser deelgenomen aan een demonstratie tegen de president Abdel Fatah al-Sisi (hierna: president Sisi). In april 2018 is eiser opgepakt bij het verlaten van de moskee. Eiser werd ervan beschuldigd lid te zijn van de moslimbroederschap. Hij werd zeven dagen vastgehouden op het politiebureau en vervolgens ongeveer 20 dagen vastgehouden in een gevangenis. In mei 2018 werd eiser teruggebracht naar het plaatselijke politiebureau en vrijgelaten. In november 2018 hoorde eiser dat ze op zoek waren naar hem. Eiser is toen van het dak gesprongen en heeft de nacht doorgebracht in een veestal. In oktober 2019 heeft eiser Egypte verlaten.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • politieke overtuiging;
  • problemen met Egyptische autoriteiten.
Verweerder heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig gevonden. Met betrekking tot eisers politieke overtuiging heeft verweerder gevolgd dat eiser in 2015 heeft deelgenomen aan een protest en dat hij liefdadigheidswerk deed waarbij hij vrouwen hielp met hun huwelijk. Verweerder heeft eisers problemen met de Egyptische autoriteiten niet geloofwaardig gevonden. Eiser heeft geen documenten overgelegd waaruit blijkt dat de autoriteiten naar hem op zoek zijn, terwijl uit algemene landeninformatie blijkt dat het mogelijk is om antecedentenverklaringen op te vragen via ambassades. Daarnaast zijn eisers verklaringen over zijn arrestatie summier. Ook de verklaringen over zijn gevangenisperiode zijn onvoldoende gedetailleerd. Verder is het ongerijmd dat de Egyptische autoriteiten interesse in hem hadden. Eiser heeft tussen mei 2018 en november 2018 zonder problemen in Egypte verbleven in zijn eigen huis. Dat eiser in november 2018 gezocht werd is op basis van horen zeggen. Ook wordt uit eisers verklaringen niet duidelijk wie hem zochten. Tussen november 2018 en eisers vertrek uit Egypte in oktober 2019 heeft hij ook geen problemen ondervonden. Eiser heeft daarbij in het aanmeldgehoor en in het nader gehoor tegenstrijdig verklaard over of hij wel of geen werk deed in deze periode. Eisers verklaringen over hoe hij Egypte heeft kunnen verlaten zijn vaag en ongerijmd. Ahmed zou eisers antecedenten tijdelijk verwijderd hebben, maar eiser heeft niet aannemelijk gemaakt hoe Ahmed hiervoor gezorgd heeft. Verder is het ongerijmd dat eiser in 2022 een paspoort heeft aangevraagd bij de Egyptische ambassade in Frankrijk, omdat hij verklaard heeft door deze autoriteiten gezocht te worden. Tot slot blijkt de urgentie van eisers asielaanvraag niet uit het gegeven dat eiser pas in februari 2023 asiel heeft aangevraagd terwijl hij al sinds juli 2022 in Nederland was. Verweerder heeft eisers aanvraag daarom afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
Wat vindt eiser in beroep?
4. Ten eerste heeft verweerder eisers politieke overtuiging onjuist beoordeeld. Verweerder heeft hierbij ten onrechte eisers verklaringen over de moslimbroederschap niet betrokken. Ook heeft verweerder ten onrechte niet beoordeeld of er sprake is van een toegedichte politieke overtuiging in verband met de moslimbroederschap. Ten tweede heeft verweerder niet deugdelijk gemotiveerd waarom eisers problemen met de Egyptische autoriteiten niet geloofwaardig worden gevonden. Verweerder is er ten onrechte vanuit gegaan dat het voor eiser mogelijk is om een antecedentenverklaring over te leggen. Ook heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiser summier heeft verklaard over zijn detentieperiode. Daarnaast heeft verweerder eiser ten onrechte tegengeworpen dat hij niet weet waarom hij is aangehouden en dat dit afbreuk doet aan zijn verklaringen. Verder heeft verweerder ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij in de periodes mei tot november 2018 en november 2018 tot oktober 2019 geen problemen heeft gehad. Verweerder heeft hierbij niet voldoende gemotiveerd gereageerd op het standpunt van eiser in de zienswijze dat discrepanties tussen het aanmeldgehoor en het nader gehoor niet zonder meer als tegenstrijdigheden kunnen worden bestempeld. Blijkens het bestreden besluit verwacht verweerder van eiser dat hij meer kan verklaren over hoe Ahmed ervoor gezorgd heeft dat eisers antecedenten zijn verwijderd uit het systeem zodat hij legaal kon reizen, maar verweerder motiveert dit niet nader. Ook miskent verweerder dat het aanvragen van een paspoort uit het buitenland verschilt van het aanvragen van een paspoort in Egypte zelf. In het buitenland vreesde eiser niet om aangehouden te worden. Verder is de aanname van verweerder dat eiser bij binnenkomst in Nederland direct asiel aan had moeten vragen, onvoldoende. Eiser heeft uitgelegd dat hij vreesde voor de autoriteiten onder president Sisi en dat hij in eerste instantie hoopte dat Sisi zou aftreden. Toen dit niet gebeurde, heeft eiser zich genoodzaakt gezien om asiel aan te vragen. Verweerder heeft eisers aanvraag gelet daarop ook ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Tot slot is het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid ten aanzien van het terugkeerbesluit en de opgelegde vertrektermijn. In het voornemen ontbreekt een motivering over het terugkeerbesluit en de vertrektermijn waardoor eiser de kans ontnomen is om hierop te reageren. Ook staan er in het bestreden besluit twee verschillende vertrektermijnen genoemd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Kennelijk ongegrond
5. De rechtbank zal zich eerst uitlaten over de vraag of verweerder eisers aanvraag heeft kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond. Wanneer het standpunt van verweerder dat de aanvraag kennelijk ongegrond is niet in stand kan blijven, moet een asielbesluit namelijk in zijn geheel vernietigd worden. [2] Eiser is in juli 2022 in Nederland aangekomen en heeft pas in februari 2023 asiel aangevraagd. In de zienswijze heeft eiser aangegeven dat hij niet direct asiel heeft aangevraagd omdat hij de hoop had terug te kunnen naar Egypte als president Sisi zou aftreden. Verweerder heeft dit niet als gegronde reden hoeven zien om niet direct internationale bescherming aan te vragen. Gelet op zijn gestelde vrees mag van eiser verwacht worden dat hij zo snel mogelijk bescherming had gezocht en zich hiertoe bij de Nederlandse autoriteiten had gemeld. Verweerder heeft eisers aanvraag daarom kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond.
Besluit onzorgvuldig voorbereid
6. Hoewel in het voornemen geen terugkeerbesluit is opgenomen, leidt dit de rechtbank niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid. Eiser heeft namelijk de gelegenheid gehad om te reageren op de inhoudelijke argumenten die geleid hebben tot het opleggen van het terugkeerbesluit. Uit de afwijzing van de asielaanvraag en het niet-verlenen van een reguliere vergunning volgt namelijk dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Verweerder is gehouden om een terugkeerbesluit op te leggen aan personen die illegaal op het Nederlandse grondgebied verblijven. [3]
6.1.
Verweerder heeft op de zitting erkend dat er twee verschillende vertrektermijnen zijn opgenomen in het bestreden besluit en dat dit een slordige fout is. Verweerder heeft erop gewezen dat hij een vertrektermijn mag onthouden wanneer de aanvraag als kennelijk ongegrond is afgewezen. [4] Eiser heeft erop gewezen dat verweerder in dat geval de vertrektermijn
kanonthouden, maar dat niet dwingend uit de wet volgt dat dit altijd
moetgebeuren. Eiser heeft echter geen redenen aangevoerd waarom verweerder in zijn geval zou moeten afzien van het onthouden van een vertrektermijn en hem een vertrektermijn van vier weken zou moeten geven. Ook heeft eiser wel de mogelijkheid gehad om te reageren op het afwijzen van de aanvraag als kennelijk ongegrond. Hoewel het bestreden besluit door de twee verschillende vertrektermijnen een motiveringsgebrek bevat, ziet de rechtbank daarom aanleiding om dit gebrek te passeren omdat eiser hierdoor niet in zijn belangen is geschaad. [5]
Problemen met de Egyptische autoriteiten
7. Verweerder heeft eisers gestelde problemen met de Egyptische autoriteiten ongeloofwaardig kunnen vinden. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
7.1.
Verweerder heeft aan eiser tegen kunnen werpen dat hij geen documenten heeft overgelegd. Hoewel uit het algemeen ambtsbericht over Egypte uit 2021 niet specifiek blijkt dat men vanuit het buitenland een antecedentenverklaring op kan vragen, blijkt hieruit wel dat het in het algemeen mogelijk is om documenten op te vragen. Eiser heeft dit niet geprobeerd, terwijl hij eerder in Egypte zelf wel een antecedentenverklaring heeft kunnen opvragen. Eiser heeft ook niet geprobeerd om de antecedentenverklaring via zijn familie in Egypte te verkrijgen. Op de zitting heeft eiser nog gesteld dat hij wel geprobeerd heeft om documenten te verkrijgen, maar dat dit niet gelukt is omdat hij hiervoor een advocaat moet machtigen in Egypte. Hiervoor heeft hij zijn identiteitsdocumenten nodig, maar deze liggen bij verweerder. Eiser heeft deze stelling echter niet nader onderbouwd.
7.2.
Verweerder heeft ook aan eiser kunnen tegenwerpen dat zijn verklaringen over zijn arrestatie summier zijn. Eiser weet niet welke kleur de bus had waar hij in werd gezet, hij weet niet hoeveel mensen er in de bus zaten, hij dacht aan niets toen hij in de bus zat en hij weet niet hoe lang de rit duurde. Hoewel eiser over zijn eerste detentieperiode wel een aantal dingen kan verklaren, zoals hoe zijn cel eruit zag en welke vragen aan hem werden gesteld, kan hij over de tweede detentieperiode weinig details vertellen. Hij heeft twintig dagen in de gevangenis gezeten, maar hij weet niet wat hij te eten kreeg, hij kan geen moment vertellen dat hem is bijgebleven en hij weet de naam en plaats van de gevangenis niet.
7.3.
Verweerder heeft ook kunnen concluderen dat uit het gegeven dat eiser na zijn vrijlating in mei 2018 tot aan zijn vertrek in oktober 2019 zonder problemen in Egypte heeft gewoond, niet blijkt dat hij in de negatieve aandacht staat van de Egyptische autoriteiten. Verweerder heeft kunnen tegenwerpen dat eisers verklaringen dat hij gezocht werd in november 2018 enkel gebaseerd zijn op wat hij heeft gehoord van zijn neven. Over de periode na november 2018 heeft verweerder eiser kunnen tegenwerpen dat hij hier in het nader gehoor verklaringen over heeft afgelegd die tegenstrijdig zijn met zijn verklaringen in het aanmeldgehoor. In het aanmeldgehoor heeft eiser verklaard dat hij tot 2018 heeft gewerkt en dat hij daarna in zijn levensonderhoud voorzag met zijn spaargeld. [6] In het nader gehoor heeft eiser verklaard dat hij in 2019 ook heeft gewerkt en onderduikwerk verrichtte in een woestijn. [7] De verklaring van eiser in de zienswijze dat hij na 2018 niet meer legaal heeft gewerkt en dat hij in de periode voorafgaand aan zijn vertrek niet in zijn woonplaats verbleef, heeft verweerder niet hoeven volgen. In het aanmeldgehoor is aan eiser gevraagd wat zijn laatste werk was in zijn land van herkomst, zonder daarbij onderscheid te maken tussen legaal werk of ‘zwart’ werken. Daarnaast heeft eiser in het aanmeldgehoor verklaard dat hij altijd, tot aan zijn vertrek in oktober 2019, in Miet Damsies heeft gewoond. Er is aan eiser gevraagd of hij gedurende de laatste maand voor zijn vertrek op een ander adres heeft verbleven of geslapen, waarop eiser ontkennend heeft geantwoord. [8]
7.4.
Tot slot heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat uit eisers legale uitreis en de aanvraag van zijn paspoort bij de Franse ambassade ook niet blijkt dat eiser problemen heeft met de Egyptische autoriteiten. Verweerder heeft zich in dit kader op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt hoe Ahmed zijn antecedenten tijdelijk heeft kunnen verwijderen uit het systeem. Hierbij heeft verweerder ook mee kunnen wegen dat Ahmed eiser niet echt goed kende, maar eiser hierbij wel wilde helpen terwijl dit voor hemzelf ook een risico opleverde. Verder heeft verweerder niet hoeven volgen dat eiser bij een Egyptische ambassade in het buitenland niet hoefde te vrezen voor problemen. Ook al bevindt de ambassade zich in het buitenland, het is een vertegenwoordiging van de Egyptische autoriteiten. Verweerder heeft kunnen stellen dat informatie over antecedenten logischerwijs ook bekend is bij de autoriteiten op ambassades in het buitenland.
Politieke overtuiging
8. De rechtbank oordeelt dat verweerder zijn standpunt met betrekking tot eisers politieke overtuiging onvoldoende gemotiveerd heeft. Verweerder heeft bij het beoordelen van eisers politieke overtuiging niet gehandeld volgens de werkwijze in het IB 2024/10 [9] . Daarin staat dat verweerder bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van de politieke overtuiging onderzoekt of de vreemdeling een politieke opvatting, gedachte of mening heeft en zo ja, wat die opvatting, gedachte of mening inhoudt. Eisers gemachtigde heeft er ter zitting terecht op gewezen dat verweerder weliswaar de politieke overtuiging geloofwaardig heeft gevonden, maar hierbij niet heeft gemotiveerd wat deze politieke overtuiging inhoudt. Verweerder heeft enkel iets gesteld over de activiteiten die eiser heeft verricht vanuit zijn politieke overtuiging. Verweerder heeft gevolgd dat eiser in 2015 heeft deelgenomen aan een protest en dat hij liefdadigheidswerk doet. In het bestreden besluit heeft verweerder nog gesteld dat niet gebleken is dat eiser een aanhanger is van de moslimbroederschap, maar hiermee is nog niet beoordeeld wat eisers politieke opvatting, gedachte of mening volgens verweerder dan wel inhoudt.
8.1.
De rechtbank oordeelt dat verweerder ook onvoldoende heeft onderzocht of er sprake is of zal zijn van een toegedichte politieke overtuiging waardoor eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft bij terugkeer naar Egypte. In het IB 2024/10 staat dat verweerder met inachtneming van de relevante informatie over het land van herkomst moet beoordelen of op grond van de geloofwaardig gevonden omstandigheden aannemelijk is dat de vreemdeling in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat of zal komen te staan. Hoewel uit het gegeven dat eiser nog geen problemen heeft gehad met de Egyptische autoriteiten mogelijk kan worden afgeleid dat hem tot nu toe geen politieke overtuiging is toegedicht, zegt dit niet noodzakelijkerwijs iets over of eiser het risico loopt dat de Egyptische autoriteiten hem in de toekomst een politieke overtuiging zullen toedichten. Verweerder heeft niet aan de hand van eisers verklaringen en algemene informatie over de situatie in Egypte beoordeeld of eiser in de toekomst mogelijk een risico loopt op vervolging door de Egyptische autoriteiten vanwege een (toegedichte) politieke overtuiging. Uit het IB 2024/10 blijkt ook dat bij de beoordeling van de vrees bij terugkeer moet worden betrokken hoe de vreemdeling zijn politieke overtuiging zou willen uiten bij terugkeer. Verweerder heeft ook dit niet beoordeeld in het bestreden besluit.
8.2.
Omdat verweerder eisers (toegedichte) politieke overtuiging en zijn hierop gebaseerde toekomstige vrees voor vervolging onvoldoende gemotiveerd en onderzocht heeft, zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen.
10. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.750,-. [10]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Zie de uitspaak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2999.
3.Dat volgt uit artikel 6, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn (Richtlijn 2008/115/EG).
4.Op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b van de Vw.
5.De rechtbank geeft hierbij toepassing aan artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6.Verslag gehoor aanmeldfase, p. 6.
7.Verslag nader gehoor, p. 8.
8.Verslag gehoor aanmeldfase, p. 5.
9.Informatiebericht 2024/10 Werkwijze politieke overtuiging.
10.1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 875,- per punt en een wegingsfactor 1.