In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. R.J.J. Flantua, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er niet tijdig is beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft zijn aanvraag op 15 november 2022 ingediend, en de verweerder had uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Deze termijn is echter met negen maanden verlengd, en eiser heeft verweerder op 18 februari 2022 in gebreke gesteld. Aangezien er na de ingebrekestelling meer dan twee weken zijn verstreken zonder besluit, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft besloten dat partijen niet voor een zitting worden uitgenodigd, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank heeft verweerder een termijn van acht weken gegeven om een nader gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld voor het indienen van het beroepschrift.
De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 25 april 2024. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zestien weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. De rechtbank heeft ook de voorwaarden voor de dwangsom en de proceskostenvergoeding vastgesteld.