ECLI:NL:RBDHA:2024:6610

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
NL23.34383
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag op basis van onvoldoende economische en sociale binding met Irak

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Iraakse nationaliteit, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf. De aanvraag werd oorspronkelijk afgewezen door de Minister van Buitenlandse Zaken op 3 januari 2021, en na een bezwaarprocedure bleef de afwijzing in stand. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, dat door de rechtbank op 30 april 2024 werd behandeld. De rechtbank oordeelt dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat zij economische en sociale binding heeft met Irak, wat een vereiste is voor het verkrijgen van een visum. De rechtbank stelt vast dat de bewijslast bij eiseres ligt en dat verweerder een ruime beoordelingsmarge heeft. Eiseres voerde aan dat haar situatie niet goed was beoordeeld, maar de rechtbank concludeert dat de afwijzing van de visumaanvraag terecht was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34383

uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en

de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. M. van Kersbergen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 3 januari 2021 afgewezen. Met het besluit op bezwaar van 17 juli 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiseres heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. Deze rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het besluit van 17 juli 2022 vernietigd.
1.3.
Bij besluit van 6 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
1.4.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [referent] (referent), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft de Iraakse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1996. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf om haar broer [referent] (referent) te bezoeken.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen en het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard op grond van artikel 32, eerste lid, onder a, aanhef onder ii, en onder b, van de Visumcode [1] . Volgens verweerder heeft eiseres het doel en de omstandigheden van haar voorgenomen verblijf onvoldoende aangetoond. Verder bestaat er redelijke twijfel over het voornemen van eiseres om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum, omdat niet is gebleken van sociale en economische banden met Irak.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres voert aan dat er geen onduidelijkheid bestaat over het doel en de omstandigheden van het verblijf van eiseres in Nederland, namelijk familiebezoek. Verder voert eiseres aan dat verweerder op het punt van sociale binding niet alleen moet kijken naar (zorgverlening voor) achterblijvende familieleden. Volgens eiseres is in dit kader ook relevant dat zij in Irak is geboren, werkt en momenteel een masterstudie volgt. In het kader van economische binding voert eiseres aan dat irrelevant is dat zij in bezwaar een werkgeversverklaring heeft overgelegd terwijl zij inmiddels een andere werkgever had. Volgens eiseres is slechts relevant dat zij op dat moment economisch actief was. Ook voert eiseres aan dat een salarissysteem in Irak verschilt met salarissystemen in Nederland. Tot slot voert eiseres aan dat verweerder niet heeft kunnen volstaan met een schriftelijke hoorzitting. Eiseres verzoekt de rechtbank zelf in de zaak te voorzien en te oordelen dat zij dient te worden behandeld als ware zij in het bezit is van een visum kort verblijf.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt voorop dat uit artikel 14 van de Visumcode volgt dat de bewijslast bij eiseres ligt om aan te tonen dat zij aan de vereisten van het gevraagde visum voldoet. Verder is relevant dat verweerder beschikt over een ruime beoordelingsmarge bij de beoordeling van de relevante feiten om te bepalen of één van de gronden om de gevraagde visum te weigeren van toepassing is. Dit betekent dat de rechtbank het standpunt van verweerder dat sprake is zo’n weigeringsgrond slechts terughoudend toetst.
Economische en sociale binding met het land van herkomst
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder mag vinden dat eiseres haar economische en sociale binding met Irak onvoldoende heeft aangetoond. Verweerder heeft onvoldoende kunnen vinden dat eiseres in Irak is geboren, een opleiding volgt en daar een baan heeft. In dit verband mag verweerder van eiseres verlangen dat zij nadere stukken overlegt waaruit blijkt dat zij daadwerkelijk economisch actief is in Irak. Verweerder mag vinden dat de werkgeversverklaring onvoldoende is om dat aan te tonen, omdat hieruit niet blijkt dat eiseres daadwerkelijk een inkomen heeft. Dat het salarissysteem in Irak verschilt met het salarissysteem in Nederland, doet aan het voorgaande niet af. Dat eiseres met haar moeder samenwoont en haar moeder in Irak zal blijven, betekent niet zondermeer dat eiseres een sociale binding heeft met Irak. Eiseres heeft niet onderbouwd dat zij voor haar moeder of anderen zorgt en haar tijdige terugkeer naar Irak daarmee aannemelijk is. Van andere sociale en/of economische verplichtingen die een tijdige terugkeer aannemelijk maken is eveneens niet gebleken.
Doel en omstandigheden van het voorgenomen verblijf
7. De rechtbank stelt vast dat de in artikel 32, eerste lid, van de Visumcode genoemde redenen ieder afzonderlijk voldoende zijn om een visum te weigeren. In overweging 6. heeft de rechtbank al geoordeeld dat verweerder heeft mogen vinden dat er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van eiseres om tijdig terug te keren naar Irak. Die door verweerder toegepaste weigeringsgrond draagt de beslissing tot afwijzing van de visumaanvraag zelfstandig. Het maakt daarom geen verschil of eiseres wel of niet voldoende het doel en omstandigheden van haar voorgenomen verblijf in Nederland heeft aangetoond. Deze door verweerder toegepaste weigeringsgrond en de daartegen gerichte beroepsgronden hoeft niet meer te worden besproken.
Hoorplicht
8. Het betoog van eiseres dat verweerder niet heeft kunnen volstaan met een schriftelijke hoorzitting slaagt niet. De rechtbank acht hiertoe van belang dat eiseres (en haar gemachtigde) zelf heeft ingestemd met een schriftelijke hoorzitting. Eiseres ontkent dit niet. Ook is relevant dat verweerder alle informatie die eiseres in haar schriftelijke reactie van 16 augustus 2023 heeft verstrekt in zijn beoordeling heeft betrokken. Hoewel eiseres tijdens de zitting nader heeft toegelicht dat haar situatie verschilt van haar broer die na afwijzing van zijn visumaanvraag illegaal Nederland is ingereisd en een asielaanvraag heeft ingediend, ziet de rechtbank daarin geen reden om te oordelen dat de hoorplicht is geschonden. Eiseres had immers deze toelichting aan haar schriftelijke reactie van 16 augustus 2023 kunnen toevoegen. Het is daarom niet van belang of partijen wel of niet hebben afgesproken een fysieke hoorzitting te houden als er sprake was onduidelijkheden naar aanleiding van die schriftelijke reactie. De rechtbank kan volgen dat voor verweerder die onduidelijkheid er niet was. Tot slot is de uitspraak [2] waar eiseres op heeft gewezen niet vergelijkbaar met de onderhavige situatie. Een schriftelijke hoorzitting is iets anders dan een vreemdeling schriftelijk uitnodigen bepaalde stukken te overleggen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open

Voetnoten

1.Verordening (EG) Nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode.
2.Uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht van 15 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3011.