ECLI:NL:RBDHA:2024:6610
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag op basis van onvoldoende economische en sociale binding met Irak
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Iraakse nationaliteit, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf. De aanvraag werd oorspronkelijk afgewezen door de Minister van Buitenlandse Zaken op 3 januari 2021, en na een bezwaarprocedure bleef de afwijzing in stand. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, dat door de rechtbank op 30 april 2024 werd behandeld. De rechtbank oordeelt dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat zij economische en sociale binding heeft met Irak, wat een vereiste is voor het verkrijgen van een visum. De rechtbank stelt vast dat de bewijslast bij eiseres ligt en dat verweerder een ruime beoordelingsmarge heeft. Eiseres voerde aan dat haar situatie niet goed was beoordeeld, maar de rechtbank concludeert dat de afwijzing van de visumaanvraag terecht was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.