In deze zaak hebben eisers op 1 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als gezinslid van een referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eisers op 19 december 2023. Op 10 januari 2024 hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de beslistermijn heeft overschreden en dat eisers rechtsgeldig in gebreke zijn gesteld. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer die bevestigt dat bij overschrijding van de beslistermijn in dergelijke gevallen sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris binnen zestien weken na de uitspraak een beslissing op de aanvraag moet nemen en legt een dwangsom op van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 7.500,-. Tevens wordt de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en worden de proceskosten van eisers vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door rechter M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier M.A. Postma, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.