ECLI:NL:RBDHA:2024:6555
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling asielaanvraag en verantwoordelijkheidsbepaling onder de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Syrische nationaliteit, heeft op 24 april 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 20 maart 2024 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft op 23 april 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van verweerder aanwezig was.
De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij meer dan drie maanden aaneengesloten buiten het grondgebied van de EU heeft verbleven. Eiser heeft geen overtuigend bewijs geleverd van zijn verblijf in Maleisië, waar hij beweert te zijn geweest. De rechtbank wijst erop dat het aan eiser is om aan te tonen dat hij aan de voorwaarden van de Dublinverordening voldoet, en dat hij niet heeft voldaan aan deze verplichting. De rechtbank bevestigt dat de eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, nog steeds van toepassing is.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de Staatssecretaris om de aanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 1 mei 2024, en er is informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep.