ECLI:NL:RBDHA:2024:6526

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
SGR 23/2745
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting en geldigheid parkeervergunning

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, gaat het om een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan de belanghebbende is opgelegd. De naheffingsaanslag van € 68,50, bestaande uit € 2,00 aan parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten, is opgelegd omdat de auto van de belanghebbende op 5 december 2022 geparkeerd stond op een locatie waar geen geldige parkeervergunning was aangemeld. De belanghebbende stelde dat hij recht had op parkeren met zijn parkeervergunning voor gebiedscode 37, maar de rechtbank oordeelde dat de locatie buiten het vergunningsgebied viel. Tijdens de zitting op 4 april 2024 was de belanghebbende aanwezig, terwijl de heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door mr. G.A. de Jong.

De rechtbank overwoog dat de voorwaarden voor het parkeren met een vergunning strikt moeten worden nageleefd. De vergunning is alleen geldig binnen het aangewezen vergunningsgebied en op de vastgestelde tijdvakken. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet had voldaan aan de voorwaarden van zijn parkeervergunning, aangezien de straat waar hij parkeerde buiten het vergunningsgebied lag. Hierdoor was er geen sprake van geldig parkeren met de vergunning, en was de naheffingsaanslag terecht opgelegd.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 april 2024, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 23/2745

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, heffingsambtenaar.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de heffingsambtenaar van 7 maart 2023 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2024.
Belanghebbende is verschenen. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.A. de Jong.

Overwegingen

1. Op 5 december 2022 om 23:06 uur stond de auto van belanghebbende met kenteken [kenteken] (de auto) geparkeerd op de [straatnaam] (de locatie). De locatie is door burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag aangewezen als een plaats waar mag worden geparkeerd met een geldige parkeervergunning of tegen betaling van parkeerbelasting.
2. Tijdens een controle op voormeld tijdstip is door een scanauto geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting was voldaan en geen geldige parkeervergunning was aangemeld. Naar aanleiding daarvan is aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd van € 68,50, bestaande uit € 2,00 aan parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten van de naheffingsaanslag.
3. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Meer specifiek is in geschil of belanghebbende er terecht van uit is gegaan dat hij op de locatie mocht parkeren met zijn parkeervergunning voor gebiedscode 37.
4. De rechtbank stelt voorop dat van parkeren met een vergunning alleen sprake is als bij het parkeren wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder de parkeervergunning is verleend. Indien aan één of meer van deze voorwaarden niet is voldaan, is geen sprake van parkeren met die vergunning. [1] Eén van de voorwaarden voor het parkeren met de vergunning is dat de parkeervergunning alleen geldig is voor het daartoe aangewezen vergunningsgebied en op de voor het vergunningsgebied vastgestelde tijdvakken.
5. De begrenzing van het onderhavige vergunningsgebied is met een plattegrond bij de toezending van de vergunning en via de website van de gemeente Den Haag kenbaar gemaakt. Op de plattegrond is toegelicht dat de parkeervergunning geldig is in de straten en straatdelen binnen het rood omlijnde gebied. De straatnaam ‘ [straatnaam] ’ ligt (net) buiten het rood omlijnde gebied.
6. Naar oordeel van de rechtbank is het op de kaart van het vergunningsgebied voldoende duidelijk dat de [straatnaam] buiten de rode lijnen ligt of in ieder geval niet binnen het rood omlijnde gebied. Het had daarmee voldoende duidelijk moeten zijn voor belanghebbende dat zijn parkeervergunning niet geldig was op de locatie. Door te parkeren op de locatie heeft belanghebbende dus niet voldaan aan de voorwaarden die aan de vergunning zijn verbonden. Zodoende is er geen sprake van parkeren met die vergunning. Nu belanghebbende ook niet op een andere wijze parkeerbelasting heeft voldaan, heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht opgelegd.
7. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.G. Scholten, rechter, in aanwezigheid van J.C.W. Wahls, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via
www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Hoge Raad 17 december 1997; ECLI:NL:HR:1997:AA3336.