ECLI:NL:RBDHA:2024:6455

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
NL24.4240
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens premature ingebrekestelling in asielprocedure

In deze zaak heeft eiser op 19 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 31 oktober 2023 de eerdere uitspraak van de rechtbank van 10 juli 2023 en het besluit van de staatssecretaris van 6 juni 2023 vernietigd. Eiser heeft de staatssecretaris op 22 januari 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag en heeft op 6 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft hierop een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Tevens stelt de rechtbank vast dat de ingebrekestelling prematuur is ingediend, omdat de beslistermijn van zes maanden voor het nemen van een nieuw besluit nog niet was verstreken op het moment van de ingebrekestelling. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.

De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van M.J. Tijnagel, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.4240

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. R. Balkenende),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Inleiding

Eiser heeft op 19 oktober 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Op 31 oktober 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) de uitspraak van de rechtbank van 10 juli 2023 alsmede het besluit van 6 juni 2023 van de staatssecretaris op de aanvraag, vernietigd.
Bij brief van 22 januari 2024 heeft eiser de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Eiser heeft vervolgens op 6 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. De rechtbank stelt voorop dat het door de staatssecretaris genomen besluit van 6 juni 2023 bij uitspraak van de Afdeling van 31 oktober 2023 is vernietigd. Bij deze uitspraak is geen termijn gesteld voor het nemen van een nieuw besluit. Onder verwijzing naar vaste jurisprudentie [1] , geldt dat de staatssecretaris in beginsel moet beslissen binnen dezelfde termijn als de termijn die gold voor het vernietigde besluit [2] . Dit betekent dat de beslistermijn van zes maanden eveneens geldt voor het nemen van een nieuw besluit. Deze termijn was bij de ingebrekestelling op 22 januari 2024 nog niet verstreken, zodat geen grond bestaat voor het oordeel dat de staatssecretaris in gebreke is wegens het niet tijdig nemen van een nieuwe beslissing op de aanvraag.
5. Dat betekent dat de ingebrekestelling prematuur is ingediend. Het beroep voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
6. Het beroep is, gelet op het voorgaande, kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van M.J. Tijnagel, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraken van de Afdeling van 17 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3442, 30 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1746 en 17 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:223.
2.Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 moet de staatssecretaris binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.