ECLI:NL:RBDHA:2024:643

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
NL23.33160
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag tot machtiging tot voorlopig verblijf en verblijfsdoel familie en gezin

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 18 januari 2024, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis en het verblijfsdoel 'familie en gezin'. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door de verweerder was overschreden. Eiser had rechtsgeldig verweerder in gebreke gesteld en na twee weken beroep ingesteld, waardoor het beroep ontvankelijk en gegrond was. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Indien verweerder geen herstel verzuim biedt, moet dit binnen vier weken na verzending van de uitspraak gebeuren. Bij herstel verzuim en zonder nader onderzoek is de termijn acht weken, en bij nader onderzoek kan dit oplopen tot zestien of twintig weken, afhankelijk van de omstandigheden. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de beslissing in aanwezigheid van de griffier uitgesproken.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.33160
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. L.M. Straver)
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf nareis asiel alsmede zijn aanvraag voor het verblijfsdoel ‘familie en gezin’ (hierna gezamenlijk: de aanvraag).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
2. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen. Eiser heeft voldoende aangetoond dat hij aan de voorwaarden voor deze vrijstelling voldoet. De rechtbank verleent eiser daarom vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen.
3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.2 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.3

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?

4. Tussen partijen is niet in geschil dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
beslissen op de aanvraag is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Eiser heeft meer dan twee weken daarna beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend. Het beroep is kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.4 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is kan de rechtbank een andere termijn opleggen.5
6. In de uitspraak van 17 maart 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat bij nareisaanvragen sprake is van zo'n bijzonder geval.6 De rechtbank ziet geen reden om daar in deze uitspraak anders over te oordelen. Ook heeft de rechtbank in die uitspraak uitgangspunten geformuleerd voor het opleggen van een passende beslistermijn. De rechtbank zal deze uitgangspunten ook in deze zaak toepassen.
7. De rechtbank bepaalt als volgt. Wanneer verweerder geen herstel verzuim biedt en geen nader onderzoek hoeft te doen, bedraagt de nadere beslistermijn vier weken na verzending van deze uitspraak. De nadere beslistermijn bedraagt acht weken na verzending van deze uitspraak, indien verweerder aan eiser een herstel verzuim biedt en geen nader onderzoek hoeft te doen. Als verweerder geen herstel verzuim biedt, maar wel een nader onderzoek in de vorm van een identificerend gehoor of een DNA-onderzoek nodig vindt, dan moet verweerder binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag nemen. Wanneer verweerder wel herstel verzuim biedt én hij een nader onderzoek in de vorm van een identificerend gehoor of een DNA-onderzoek nodig vindt, dan dient hij binnen twintig weken na verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend maken.
Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?
8. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.7
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en dat verweerder binnen de termijn als omschreven onder 7. alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag, omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld die voor hem een beroepschrift heeft ingediend. Voor de vaststelling van de wegingsfactor sluit deze zittingsplaats (weer) aan bij hetgeen andere zittingsplaatsen van de rechtbank Den Haag doen. Zij hanteert een wegingsfactor van 0,5, zoals vermeld in onderdeel
4 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
C1 bij het Bpb. Voor zover het een beroep tegen het niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken betreft, verwijst deze zittingsplaats niet langer naar de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 september 20238. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag te nemen, als verweerder geen herstel verzuim biedt en geen nader onderzoek nodig vindt;
  • als verweerder eiser een herstel verzuim biedt en geen nader onderzoek nodig vindt, dan draagt de rechtbank verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag te nemen;
  • als verweerder geen herstel verzuim biedt, maar wel een nader onderzoek in de vorm van een identificerend gehoor of DNA-onderzoek, dan draagt de rechtbank verweerder op om binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag te nemen;
  • als verweerder eiser een herstel verzuim biedt én nader onderzoek in de vorm van een identificerend gehoor of DNA-onderzoek aanbiedt, dan draagt de rechtbank verweerder op om binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 januari 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.