In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. E. Arslan, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er niet tijdig is beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag is op 13 oktober 2022 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden is door verweerder met negen maanden verlengd. Eiser heeft verweerder op 17 januari 2024 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft beslist.
De rechtbank heeft besloten om geen zitting te houden, aangezien dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank heeft verweerder een termijn van twee weken gegeven om alsnog een besluit te nemen, maar heeft ook aangegeven dat er omstandigheden kunnen zijn die een langere termijn rechtvaardigen. De rechtbank heeft verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald, vastgesteld op € 437,50.
De rechtbank heeft de beslissing genomen dat verweerder binnen zestien weken een besluit moet nemen, en dat er binnen acht weken na de uitspraak een nader gehoor moet plaatsvinden. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier L.M. Kalkman, en is openbaar gemaakt op 8 april 2024.